Over het artikel

Auteur :

www.islamhouse.com

Datum :

Tue, May 30 2017

Categorie :

Biographies & Scholars

Download

Korte samenvatting van de geschiedenis van de Islam in Europa


Korte samenvatting van de geschiedenis van de Islam in Europa
[ nederlands - Dutch -الهولندية  ]

 

revisie: Abo Abdillah
 

 


Kantoor voor da'wa Rabwah (Riyadh)
    
2012 - 1433
 

 

نبذة قصيرة عن تاريخ الإسلام في أوروبا
        « باللغة الهولندية »

 

 

مراجعة: أبو عبد الله البلجيكي

 

 

 

 


2012 - 1433
 


 
Geschiedenis van de islam in Europa (deel 1)
Mohammed Cheppih
Ontstaan van een religie
Geschiedenis herhaalt zich en veldslagen zijn er door de geschiedenis heen geleverd om verschillende redenen, waaronder het bestrijden van onrecht door het brengen van vrede en rechtvaardigheid. Allah de verhevene zegt hierover: “Als God niet sommige mensen door anderen had laten verdrijven dan zou de aarde volledig verdorven zijn, voowaar God is vol van goedgunstigheid jegens de wereldbewoners” [Koran 2:251].  

Of het nu gaat om onze persoonlijke geschiedenis of de wereldsgeschiedenis, ieder van ons heeft mooie en minder mooie herinneren. Momenten die ons hebben beïnvloed of die juist aan ons voorbij zijn gegaan, gebeurtenissen die ons bewust hebben gemaakt van wie we zijn en die ons hebben gevormd tot het individu dat we nu zijn. In de geschiedenis van de mensheid zijn er enkele momenten geweest die tot de dag van vandaag een groot stempel drukken op het leven van mensen. Een van die momenten is het ontstaan van een religie genaamd overgave: de islam. Velen beschouwen het ontstaan van de islam als een lichtpunt in de duisternis, als een pad dat leidt tot bewustwording en verrijking in zowel het persoonlijke als sociale leven.

De islam ontstond in het jaar 610 op het Arabische schiereiland. Op 40 jarige leeftijd ontving Mohammed, de zoon van Abdullah de zoon van Abd al-Muttalib vrede zij met hem, de eerste openbaring. De eerste dertien jaar deed hij in Mekka niets anders dan mensen ervan te overtuigen dat zij één God moesten aanbidden en afgoderij moesten afzweren. In die tijd was men gewoon om beelden te aanbidden en ze te beschouwen als intermediairs tussen God en de mens. Alleen in Mekka waren er al zo’n 360 beelden, sommige belangrijker dan andere, die door mensen uit de wijde omgeving bezocht werden om offers te brengen. Voor de bewoners van Mekka was dit een belangrijke inkomstenbron.

Mekka was een stad die steunde op stammenrelaties waarbij de rijken en degenen met de ‘beste’ afstamming ook de meeste macht hadden. Bij hen viel de islam absoluut niet in de smaak. De stamhoofden van Mekka werden geconfronteerd met een geloof dat de absolute rechten die zij zichzelf toekende kritisch benaderde. Een geloof dat alle mensen als gelijkwaardig beschouwde, los van hun afkomst, huidskleur of taal. En bovenal een geloof dat ook vrouwen rechten toekende. De oude stamhoofden zagen hun vrouwen als ondergeschikt privé-bezit, met dezelfde status als het meubilair in het huis. Het verwekken van een meisje werd veelal als grote verschrikking beschouwd, omdat vrouwen alleen maar ellende brachten. Het gevolg was dan ook dat in die tijd veel mannen hun dochters na de geboorte levend begroeven.

De eerste reactie van de stamhoofden van Mekka op de komst van de islam was onverschilligheid, en vaak was het voor hen ook een bron van vermaak. De gedachte dat een simpele ziel uit hun eigen gelederen daadwerkelijk een ‘revolutie’ kon ontketenen was voor hen ondenkbaar. Toen ze merkten dat steeds meer mensen nieuwsgierig werden naar wat de profeet te vertellen had en sommigen zich ook daadwerkelijk bekeerden, veranderde hun houding in totale afwijzing. De stamhoofden voelden zich in hun bestaansrecht aangetast en wilden er ten koste van alles ervoor zorgen dat alles bleef zoals het was.

Omdat de islam van dag één opriep tot een gelijkwaardige en rechtvaardige samenleving leidde ertoe dat in Mekka vooral de zwakkeren, minder bedeelden en vrouwen tot de islam toetraden - zij hadden direct of indirect baat bij deze naar rechtvaardigheid strevende religie. De rijken en machtigen keerden zich tegen de profeet en zijn volgelingen. Daarom adviseerde de profeet een groep van zijn metgezellen om te emigreren naar het christelijke Ethiopië (dat toen de naam ‘Habasha’ droeg). De profeet adviseerde hen om aldaar toestemming voor verblijf te vragen, omdat daar een koning heerste die hen niet onrechtvaardig zou behandelen. Hun reis daar naartoe verliep niet zonder slag of stoot. Ondanks tegenwerking van de bewoners van Mekka konden de eerste moslims toch naar Ethiopië vertrekken. De koning van Ethiopië was weliswaar een christen, maar hij vond dat de islam en zijn eigen religie veel overeenkomsten vertoonden. Daarom besloot hij de eerste moslims, tegen het advies in van de stamhoofden van Mekka, te beschermen.
Van Mekka naar Medina

De situatie in Mekka werd voor de moslims steeds meer onhoudbaar. Ze werden door hun stadsgenoten op allerlei manieren gedwarsboomd, gemarteld en geëxecuteerd. Uiteindelijk kregen de moslims van hun Schepper toestemming te emigreren naar een stad die 400 kilometer ten noorden van Mekka lag genaamd Yathrib. De Arabische stammen die daar woonden waren bereid moslims te ontvangen, mits de Profeet ervoor kon zorgen dat er tussen de bewoners van Yathrib eenheid zou ontstaan. Nadat alle moslims Mekka hadden verlaten, vertrok als laatste de profeet met zijn meest trouwe metgezel Abu Bakr. Ondanks verwoede pogingen van de bewoners van Mekka om dit tegen te houden, arriveerde de profeet en zijn metgezel tien dagen later in Yathrib, waar zij door de bewoners warm werden ontvangen. Hierna zou deze stad de naam ‘de stad van de profeet’ dragen oftewel Medina.

In Medina ontstond de eerste islamitische staat, die zich steeds meer uitbreidde naar verschillende gebieden. Desondanks bleef de islam, tot aan het punt dat Mekka negen jaar later zonder slag of stoot weer voor moslims toegankelijk werd, een lokaal verschijnsel. In Mekka tijdends de ‘hadj’ (bedevaart) hield de profeet een preek die ook wel bekend staat als de afscheidspreek. Daarin zette de profeet de laatste puntjes op de i en bracht hij de laatste verzen van de Koran over:
“Heden wanhopen zij die aan jullie godsdienst geen geloof hechten. Vreest hen niet, maar vreest Mij. Heden heb Ik jullie godsdienst voor jullie voltooid, Mijn genade aan jullie volledig bewezen en de Islaam [de overgave aan God] als godsdienst voor jullie goedgevonden” [Koran 5:5].
Voor de lokale bevolking was de boodschap voltooid. Vanaf dat moment stuurde de profeet verschillende metgezellen naar andere gebieden. Zo stuurde hij Moadh de zoon van Jabbal naar Jemen, dat in het zuidelijk deel van het Arabische schiereiland ligt. Moadh kreeg als boodschap mee om niets anders te doen dan mensen uit te nodigen tot het aanbidden van één God; indien zij hiervan overtuigd waren moest hij ze onderwijzen over de andere beginselen van deze goddelijke religie. Moadh zelf vertelde hierover een aardige anekdote. In Jemen klopte hij aan bij een huis van een niet-moslim. Omdat hij wilde bidden vroeg hij aan de vrouw des huizes of het huis rein was. De vrouw antwoordde: ‘reinig uw hart en bidt waar u wilt’. Moadh schaamde zich over dit voorval en vertelde dit aan de profeet. Die zag hier de humor en wijsheid wel van in.

Deze boodschappers van de profeet werden vooral gestuurd naar gebieden die niet vielen onder één van de toenmalige machtige stamhoofden. In andere gebieden werden de stamhoofden benaderd door een boodschapper die een brief droeg van de profeet. Volgens verschillende authentieke overleveringen luidde de tekst daarvan:
“In de naam van Allah de Barmhartige, de Genadevolle. Van de boodschapper en dienaar van Allah aan de heerser van Perzië. Treedt tot de Islam en u zult vrede kennen en door God beloond worden. Indien u dit niet doet dan begaat u een zonde en draagt u niet alleen de verantwoordelijkheid over uwzelf maar ook over uw bevolking….”
 
Een van de brieven die Mohammed schreef.
De meeste daarvan liggen in het museum van de moskee van Medina.
Deze brief is gericht aan Heraclius.

Alhoewel geen van de stamhoofden toetrad tot de islam, had de profeet wel voldaan aan zijn plicht om de mens te wijzen op het goede. Namelijk op een levenswijze waarin men streeft naar gelijkwaardigheid voor een ieder en rechtvaardigheid. De profeet had zijn missie volbracht en overleed op 6 juni 632.

Daarna breidde de islam zich verder uit. Vanuit het Arabische schiereiland, naar verschillende andere landen in de wereld. We richten ons hier speciaal op de manier waarop de islam Europa bereikte en hoe zij zich daar verder heeft ontwikkeld.
Verspreiding in Maghreb gebied

In 644 bereikte de islam het Maghreb gebied, dat uitstrekte van Tunesië tot Marokko zoals we dat nu kennen. De man die de islam naar Marokko bracht was ‘Uqbah de zoon van Nafi’. Toen hij met zijn paard voor de Atlantische oceaan stond, zei hij: “Als ik wist dat hierachter land zou zijn, zou ik de zee trotseren totdat ik dat land zou bereiken en de islam aan de mensen bekend zou maken!” De islam stabiliseerde niet in het Maghreb-gebied omdat de oorspronkelijke bevolking dwars bleef liggen. Het duurde dan ook bijna 65 jaar voordat er rust ontstond in dit deel van Noord-Afrika. Uqbah overleed hiervoor en heeft dit niet mee kunnen maken. Het was ‘Mussab de zoon van Nussair’ die ervoor zorgde dat het land zich stabiliseerde, de rust wederkeerde en het land, uitgezonderd van twee steden Tanger en Sebta (Ceuta), zich hield aan voorschriften van de islam.

Hoe werden de mensen in die landen ‘onderworpen’ aan de islam? De oprukkende islamitische legers stuurden boodschappers vooruit met een uitnodiging aan de desbetreffende bevolking om tot de islam toe te treden. Indien zij dit weigerden werd voorgesteld om zich te voegen onder islamitische heerschappij. Wanneer men zich bekeerden kregen zij dezelfde rechten als andere moslims. Ook de niet-bekeerden vielen onder islamitisch bestuur. Zij mochten hun ‘oude’ geloof koesteren, maar moesten wel een speciale belasting (naar draagkracht) betalen. Deze jizya moest door niet-moslims worden betaald omdat zij niet deelnamen aan het beschermen van de islamitische staat. De jizya was echter altijd lager dan de zakaat (armoedebelasting) die de moslims over hun bezittingen moesten betalen. Wie zich niet met deze opties kon verenigen kreeg de islamitische wind van voren en werd tot de orde geroepen. Waar moslims de oorlog wonnen, werd een islamitisch bestuur geïnstalleerd. De sharia garandeerde niet-moslims, met name de ‘mensen van het boek’ (joden en christenen) het recht om hun eigen religies te praktiseren, op voorwaarde dat zij zich loyaal opstelden en hun speciale belasting betaalden aan de moslimheersers. Sommige geleerden beschouwen dit systeem als een model voor de humane behandeling van niet-moslims in de huidige wereld.