Bilal de Abessiniër – Eén Licht, Vele Kleuren Islamitisch gezichtspunt op Racisme

Bilal de Abessiniër – Eén Licht, Vele Kleuren

Islamitisch gezichtspunt op Racisme 

Bilal de Abessiniër – Eén Licht, Vele Kleuren

Islamitisch gezichtspunt op Racisme

الإسلام ومكافحة التمييز العنصري باللغة الهولندية

 

Auteur:

Abd Ar-Rahman bin Abd Al-Karim Ash-Sheha

د. عبد الرحمن بن عبد الكريم الشيحة

 

Vertaald:

EUROPEAN ISLAMIC RESEARCH CENTER (EIRC) 

المركز الأوروبي للدراسات الإسلامية

& k. de Wit 

Geredigeerd door:

umm Hamza

 

www.islamland.com

 

Auteursrechten: Abd Ar-Rahman bin Abd Al-Karim Ash-Sheha.

Alle rechten voorbehouden aan de auteur, behalve voor gratis verspreiding, zonder enige toevoeging, wijziging of deletie van enig deel van het boek.

www.islamland.com  

[email protected] 

 

 

Inhoudsopgave  

Voorwoord 

Introductie.

Hoofdstuk 1: Andere Systemen.

Hoofdstuk 2: Gelijkheid in Islaam..

Hoofdstuk 3: Gelijkheid onder de Mensheid.

Hoofdstuk 4: RacistischeVerklaringen zijn Onacceptabel

Hoofdstuk 5: Het Verhaal van Bilal de Abessiniër.

Conclusie.

 

Bilal, de Abessiniër

VOORWAARTS

 

Hypocrisie komt veelvuldig voor in het Westen. Hoe anders kan je de demonisatie van de Islam  verklaren, (Islam: een cultuur van vrede, vroomheid en verlichting), door cynische mensen in het Westen? Terwijl veel westerse samenlevingen een uitweg vonden uit tirannie door oorlogvoering en gewelddadige revolutie, zijn ze snel in het afkeuren van het gebruik van gelijke remedies om de onderdrukte mensen in de wereld te bevrijden,  en hebben, in feite, de politiek, het beleid en de methodes van criminele onderdrukkende regimes ondersteund voor hun eigen egoïstische doelen. De tragische ironie is dat Moslims exponentieel hebben geleden onder de handen van westerlingen, en hun plundering,   de 12e  eeuwse voorvaderen vonden hun uitweg uit de Duistere Middeleeuwen slechts door giften geschonken aan hen door Moslim geleerden, wetenschappers, ambachtslieden en theologen. De begaafdheid van Moslim geleerden, van al-Farabi tot ibn Sina, al Kindi tot ibn alHaythem, ibn Rushd tot al-Ghazzali,  kostbare druppels water in een oceaan van Islamitische wetenschappers en filosofen wier ideeën nogal letterlijk een stilstaand reactionair Europa omvormden tot een veel  gekoesterde Renaissance.

 Basis methodes en ook manieren van denken zoals instituten, bibliotheken, ziekenhuizen en universiteiten floreerden in Europa nadat zij geïntroduceerd waren door Moslims. Met als resultaat: Europa loopt een culturele schuld op aan Islam welke zij onwillig is om terug te betalen, kiezend in plaats daarvan voor het verdraaien of negeren van Islamitische invloeden in hun grote opleving, liever dan deze fundamentele waarheid te omarmen: middeleeuws Europa had de Moslims nodig voor de snelle start van hun wetenschap, kunst en cultuur, net zoals ze eigenlijk vandaag de dag Islam nodig hebben om hun tamelijk ver gevorderde morele en spirituele achteruitgang  af te wenden.

Een van de keurmerken van de westerse onderdrukking is de illusie dat “ras,” vermoedelijk uitgedrukt als fysieke karaktertrekken zoals de huidskleur, oog vorm en haar textuur onder andere,  superioriteit of minderwaardigheid verleent aan individuen, welke weergave hen rijp maakt voor systematische, generationele uitbuiting, soms met de zegen van religieuze autoriteiten. De Kerk bekrachtigde het racisme bij de Kruistochten; religie onderschreef Columbus’s wrede rassenmoord van inheemse bevolkingen in de Nieuwe Wereld en voorzag in het sjabloon voor toekomstige veroveringen en de gesel van het imperialisme; Christelijke missionarissen, die donkere mensen hun Bijbels gaven in ruil voor hun land, waren beide aanvalstroepen en de spirituele bedriegers welke inheemse volken voorbereidden om het verschrikkelijke kolonialisme te accepteren als verlossing; kerk kapellen waren een integraal beeld bij de slaven kastelen welke opgericht werden aan de Golf van Guinea; afscheiding en apartheid: beide genoten kerkelijke ondersteuning in Amerika en Zuid Afrika; seculier Israël ontheiligde Joodse tradities met dodelijke voornemens in de Heilige Landen. In westerse handen, is  religie vaak een ranselende ondersteuning geweest voor de moorddadige huichelarij van rassen suprematie en haar destructieve globale bereik.

Ondanks dat de Abrahamische geloven : Jodendom, Christendom en Islam, aandringen op de onbetwistbare Eenheid van de Schepper, van de schepping en van de mensheid, is Islam uniek onder hen in haar historische demonstratie van sociale en etnische gelijkheid vanaf de tijd van onze Nobele Profeet Mohammed (vzmh) tot nu. Terwijl de samenlevingen langs ‘vermoedelijke’ “rassen” lijnen worden bezoedeld en hiermee het hele hart en ziel van de westerse culturen, bracht de tijdloze boodschap van Islam, en het leven van de Profeet (vzmh),  de wetgeving van gelijkheid, door het geloof en uitvoeren, aan de wereld. Geen beter voorbeeld van broederlijke liefde die socio-etnische verschillen overstijgt dan dat van de virtuoze Profeet van Islam’s lange en vruchtbare relatie met een Abessijnse slaaf welke hij koos als de eerste Moslim mu’adht-dthin, (de oproeper tot het gebed), Bilal ibn Rabah (r). Het is vanwege deze diepe band tussen de Profeet (vzmh) en een van de meest trouwe Gelovigen, dat Dr. Abdur-Rahman al-Sheha, zijn aandacht richt op de Moslim wetgeving en de smetteloze Islamitische praktijk om deze te laten schijnen. Het resultaat is een memorabele vertelling overvloedig in Koranische en Traditionele bewijzen van Islamitische gelijkheid en tolerantie.

 Dr. Al-Sheha’s oprechte onderzoek naar het leven van de vrome Bilal is gesteund op toewijding, geleerde commentaren over gelijkheid in Islam en de uniciteit van de mensheid. Zijn geschrift is meer aantrekkelijk gemaakt door de kracht van eenvoud, hierbij overvloedig bewijs citerend uit de Heilige Koran en de Soena van onze Eerbare Profeet (vzmh). Bij het bredere thema van gelijkheid, onderstreept hij krachtig de beide noodzakelijkheden en verantwoordelijkheid, van gelijkheid onder de wet (Shari’ah), welke beide belonen en straffen in gelijke mate, hetgeen het bloed van de Moslim heiligt als ook zijn/haar bezit en eigendommen, en ieder gelijke toegang tot Allah’s vrijgevigheid en rites van aanbidding verleent.

Deze principes, zo sterk verankerd in de Islamitische cultuur, zijn de grondslag  voor de gelovigen en voorzien in een tastbaar kader voor het schrijnende verhaal van Bilal, het model voor geloof en verdraagzaamheid; Bilal, de kalme, de resolute; Bilal, de metgezel van de Heilige Profeet (vzmh); Bilal, de verbanner van Bani Jumah en Umayyah ibn Khalaf; Bilal, die zo geeft Dr. Al-Sheha aant, “niet alleen Islam eerde, maar de gehele mensheid.” En van wie ‘Umar ibn al-Khattab (r), toen hij sprak over Abu Bakr, zou zeggen, “Abu Bakr is onze meester en de emancipator van onze meester.” Deze sentimenten, bevestigen en versterken deze,  en kennen de titel van “Meester” toe aan een voormalige slaaf, gieten het begrip gelijkheid in de Moslim gemeenschap. Zodat Islam, anders dan andere wereldse religies, niet lijdt onder de tegenstrijdigheid van gescheiden aanbidding, zoals dagelijks duidelijk wordt aanschouwd in masajid, of moskeeën wereldwijd, waar alle rangen van biddende gelovigen samenkomen zonder te kijken naar “ras,”klasse of kaste. Of waar de jaarlijkse hajj, of bedevaart naar de heilige Moslim plaatsen, de grootste jaarlijkse bedevaart in de wereld, een levensvatbare, vitale getuigenis is van de kracht, de schoonheid van de Moslim gelijkheid, uniciteit en geloof.

Met deze uitstekende verhandeling van het leven en de sociale betekenis van Bilal ibn Rabah’s positie onder de Profeet’s (vzmh) tijdsgenoten, en zijn toewijding  met inbegrip van hetgeen Mohammed (vzmh) en zijn Metgezellen (r) aangaven toen zij de eerste Islamitische Republiek vestigden gebaseerd op uitsluitend de Koran en de Tradities van de Profeet (vzmh).  Tradities welke vandaag  zeer nodig zijn en richting geven, op de meest basale en fundamentele manieren, tegen de lasten van Moslims die als “terrorist, “ “Eurofoob,” “vrouwenhaters,” en “tirannen” worden beschouwd. In tegendeel, de Islamitische cultuur is sterk geworteld in gelijkheid en broederschap, en staat in het licht van de geschiedenis als een manier tot Vrede, zowel in deze wereld en in de wereld die komen gaat.

De waarheid is de vijand van hypocrisie. Dit laatste werk

van Dr. al-Sheha, gegoten in het licht van een voorbeeld, van het nederige leven van Bilal ibn Rabah (r), eerbare vriend van de Profeet Mohammed (vzmh), leent zichzelf voor de voortzettende algemene dialoog en voor het verdedigen van de dynamische elementen van ’s werelds snelst groeiende religie, en ademt leven in het idee van vroomheid als een haalbare manier van leven.

 

 


Introductie 

 

Een samenleving is gedoemd te mislukken wanneer deze gebaseerd is op ontkenning en anarchie. Deze feiten worden ondermeer kenbaar wanneer mensen geen hoge morele standaard meer hebben en rassen spanningen hoog zijn. In zo’n samenleving, zal de sterke, de zwakke onderdrukken en de rijke zal de arme uitbuiten. Onder zulke omstandigheden, kwam Profeet Mohammed r[1] naar buiten naar de mensheid met de Boodschap van Islam[2].  En deze boodschap verspreidde zich snel. Aanvankelijk,  wezen velen het af en deden hun best om de verspreiding te voorkomen. Onderdrukkers wisten goed dat dit een eind zou betekenen van hun regeren over de algemene bevolking. Islam, de Boodschap van God, bevrijdt de ziel en de geest van de slavernij van iedere individu. Een van de belangrijkste kenmerken van de Boodschap van Islam is dat het mensen instrueert om onderwijs te zoeken en alle verachtelijke  acties achter te laten. Rassen suprematie – in al zijn vormen- is ten dode opgeschreven, omdat  alle mensen in gelijkheid voor Allah de Almachtige staan. Superioriteit, volgens Islam, wordt niet verkregen door iemands kleur, ras en etnische afkomst; in tegenstelling, het wordt alleen verkregen door vroomheid. Hoe meer men Godvrezend is, hoe meer men geliefd  is bij God.

 

Hoofdstuk 1: Andere Systemen

Een Moslim staat klaar om te vechten tegen  alle vormen van onderdrukking, immoreel gedrag en ontkenning. Rassen spanningen gebaseerd op huidskleur, ras en geslacht worden verdreven in Islam. Deze sociale kwalen waren zeer gewoon in de pre-Islamitische Mekkaanse samenleving, zoals ze dat vandaag in het Westen zijn.

Voor de komst van Islam, aanbaden mensen idolen gemaakt van steen of hout. Het was vrij normaal voor een persoon om zijn medemens tot slaaf te maken met hardvochtige regelingen om hem financieel en fysiek uit te mergelen. De Profeet ρ verduidelijkte dat niemand superieur was boven de ander; iedereen was gelijk voor God. De Profeet  ρ zei: 

O mensen! Inderdaad jullie God is één, jullie vader is   Eén, en er is geen superioriteit van een Arabier boven een niet-Arabier of van een niet-Arabier boven een Arabier. Een persoon met een rode huid is niet superieur boven een persoon met een zwarte huid, noch is een persoon met een zwarte huid superieur boven iemand met een rode huid.  (Ahmed)

Brahman India

De teksten gebruikt door de Brahman Indiërs vermelden duidelijk een kaste systeem waarbij sommige mensen gezien worden als superieur boven anderen. Volgens hen, creëerde Brahma de Brahmin mensen vanuit zijn mond. Hij creëerde de Kshatriya vanuit zijn arm en de Vaishya vanuit zijn dij en de Shudra vanuit zijn voeten. Aan de top van dit viervoudige systeem is de Brahmin en aan de onderkant is de Shudra. Volgens hun teksten: “Eén bezetting alleen wordt voorgeschreven door de heer aan de shudra: om gedwee te dienen zelfs deze ( andere ) drie kasten( varnas)”. 

Het Oude Griekenland en Rome

In het Oude Griekenland en Rome geloofden de edelen dat zij gecreëerd waren van een andere substantie dan de rest welke zij   ‘Barbaren’[3] noemden.     

 Aristoteles sprak over de Barbaren op een zeer schadelijke manier, zeggende, De aarde van een barbaar en die van een slaaf is dezelfde.”[4]  Hij zei ook:  “De lagere dieren kunnen zelfs niet een principe aanhouden; ze gehoorzamen hun instincten. Natuur wil graag onderscheid maken tussen lichamen van vrije mensen en slaven, door de één sterk te maken voor slaafse arbeid, de andere rechtschapen, en hoewel nutteloos voor zulke diensten, nuttig voor politiek leven in de kunsten van beide oorlog en vrede. En ongetwijfeld als mensen zouden verschillen van elkaar louter in de vormen van hun lichamen zoveel als de standbeelden van de Goden doen van de mens, allen zouden erkend hebben dat de ondergeschikte klasse slaaf zou moeten zijn van de superieure.”[5] 

Joden en Christenen

De Joden en Christenen – voor de komst van Islam- zagen zichzelf als de uitverkoren familie van God. Ze geloofden dan ze speciaal waren. Ze gaven de naam ‘ger toshav[6]  aan alle anderen, of zij nou atheïsten of andere (on)gelovigen waren. Ze beweerden dat ze de enigen waren die het verdienden om gered te worden, dus buitten zij de andere naties uit. Allah legt dit uit in de Koran zeggende:

“ En  onder de Lieden van de Schrift is er degene die, als jij hem een schat toevertrouwt, jou deze zal teruggeven; en onder hen is er degene die als jij hem een dinar toevertrouwt, deze niet aan jou zal teruggeven, behalve als jij er voortdurend op aandringt. Dat komt omdat zij zeggen: “Wij zijn niet verantwoordelijk voor de ongeletterden.” En zij vertellen over Allah leugens terwijl zij het weten. (3:75)

De koran exegeet Ibn Kathir zei: “Wat hen leidt tot afwijzing van de waarheid is wat zij beweerden, “We hebben geen zonden in onze religies van het nuttigen van de weelde van de onwetenden, welke de Arabieren waren. God heeft het voor ons wettig gemaakt.” 

Sommigen onder de vroege monotheïsten kleineerden alle ander naties en zagen hen alsof zij van een mindere klasse waren. Ze beweerden dat alle mensen onder hen hun slaven waren. Allah verduidelijkt aan ons hun natuur en legt op hetzelfde moment uit dat de gehele mensheid gelijk is. Hij zegt:

 “En de Joden en de Christenen zeiden: “Wij zijn zonen van Allah en Zijn geliefden.”Zeg ( O Mohammed): “Waarom straft Hij jullie dan voor jullie zonden? Maar nee, jullie zijn (gewone) mensen, die Hij schiep, Hij vergeeft wie Hij wil en Hij straft wie Hij wil.”.”En aan Allah behoort het Koningkrijk van de hemelen en de aarde en wat er tussen hen is. En tot Hem is de terugkeer.  (5: 18)

De Arabieren

De Arabieren hielden het zelfde geloof en bekeken zichzelf als superieur boven alle andere rassen van mensen. Ze kroonden zichzelf als Arabieren en noemden andere rassen ‘niet-Arabieren”, en beschouwden hun als waardeloos. De Profeet (vzmh) verduidelijkt de fout van hun manieren en de bedrieglijkheid van dit geloof. Hij zei tegen zijn Metgezellen:

Het is niet passend voor iemand om te zeggen dat ik

  (i.e. Profeet Mohammed) beter ben dan (Profeet Jonah) Younus bin Mat’ta.” (Bukhari)

De woorden van de Profeten zijn als leidende lichten beiden voor de Arabieren en voor alle naties, om te laten zien hoe iemand alle anderen moet respecteren. De Metgezel, Ibn Umar, moge Allah tevreden met hem zijn, vertelde dat de Profeet (vzmh) zei:

“Ik zag in mijn droom vele zwarte schapen samenkomen met witte.’ Hem werd gevraagd, “Wat is de uitleg van deze droom O Profeet van Allah? “Hij zei: ‘Niet-Arabieren zullen  delen in jullie Deen[7] en jullie nakomelingen.’De Metgezellen riepen uit, ‘de niet-Arabieren!’ De Profeet (vzmh) zei toen: ‘Als Iman (geloof) was vastgebonden aan een ster, zou het worden geclaimd door mensen van de niet-Arabieren.” (Haakim)

De mensen komen van vele verschillende rassen achtergronden en hebben hun individuele morele elementen. Ieder persoon heeft unieke karaktertrekken, en perfectie behoort tot God de Almachtige alleen. Imperfectie is onafscheidelijk verbonden aan de mens, behalve de Profeten en Boodschappers omdat zij perfect de Boodschap van God overbrengen aan de respectieve naties. De Boodschap van Islam had een groot effect op de mensheid met het resultaat dat ze elkaar begonnen te behandelen, in variërende graden, met respect.

Al-Mustourad al-Qurashi τ[8] zei, terwijl ik met Amr bin al-Aas τ was vertelde ik hem dat ik de Profeet (vzmh) hoorde zeggen: “Het Laatste Uur zal niet worden vastgesteld tot dat de Romeinen de grootste mensen in getal zijn.” Amr τ zei, “als dit het geval is, is het vanwege dat ze ( de Romeinen) genadevol zijn tegen hun soort. Wanneer droefenis hen overkomt zijn zij het snelste in staat zich weer te hergroeperen. Ze staan samen en vechten heftig. Ze zijn goed tegen wezen, armen, zwakkeren, en tolereren geen overtredingen van hun regeerders.” (Muslim)

De Boodschapper van Allah (vzmh) werd gezonden om het kaste systeem uit te wissen dat in de samenleving aanwezig was. Hij werd gezonden om de mensheid te bevrijden van de dienstbaarheid  die ze toonden aan mensen en om ze alleen God te laten aanbidden.

                                              


Hoofdstuk  2: Gelijkheid in Islam

 

Regeerders en hun onderdanen zijn allen gelijk voor Allah. Ongeacht de subtiele verschillen tussen mensen, in Islam is elke Moslim een broeder voor zijn mede Moslim. De zwarte en witte, de Arabier en niet-Arabier zijn allen het zelfde. Allah zegt:

 “O mens, vreest jullie Heer [9], Die jullie schiep uit één enkele ziel (en die) daaruit zijn echtgenote schiep en uit hen beiden vele mannen en vrouwen deed voortkomen. En vreest Allah in wiens Naam jullie elkaar ( om hulp ) vragen [10]  en ( onderhoudt ) de familiebanden. [11] Voorwaar,  Allah is de Waker over jullie.[12] (4:1)                        

De oorsprong van de gehele mensheid is hun vader, Adam ( ) Toen de Christenen zeiden dat Jezus de zoon van Maria, de zoon van God was, zei Allah de Verhevene:

“Voorwaar, de gelijkenis ( van de schepping ) van Isa is bij Allah[13] als de gelijkenis ( van de schepping ) van Adam.  Hij schiep hem uit aarde en zei vervolgens tot hem: ‘Wees,’en hij was.” (3:59)

Allah, de Verhevene, zei ook: 

“En het behoort tot Zijn Tekenen dat Hij jullie uit aarde heeft geschapen, waarna jullie je toen als mensen verspreidden.” (30:20)

De gehele mensheid is van één vader en één moeder, Adam en Eva. Hierop  gebaseerd, kan er geen deugd zijn voor de één boven de ander op grond van zijn ras. Dienovereenkomstig, is er geen reden voor mensen om op te scheppen of om anderen te kleineren of te bespotten, of nog erger, voor iemand om een andere individu te knechten. De Boodschapper van Allah (vzmh) zei:

“Allah heeft van de gebruiken van  Jahiliyah  tijd  (pre-Islamitische tijd) weggenomen. Iemand moet niet lopen showen door op te scheppen wie hun vaders zijn. Alle mensen komen van Adam en Adam was gecreëerd van de bodem (aarde).” (Ahmed)

Allah, de Verhevene, zegt:

 “En de mensheid behoorde slechts tot één godsdienst, maar zij waren het oneens met elkaar. En ware het niet dat er een Woord van jouw Heer was vooruitgegaan, dan zou er tussen hen zeker reeds zijn beslist over dat waarover zij het met elkaar oneens zijn.”  (10:19)

Als de mensheid toeneemt in aantal verspreidt men zich over het land en hierdoor verandert hun taal op een natuurlijke manier, en hun culturen vormden zich en zij veranderden van huidskleur. Gebaseerd op deze verschillen, veranderden de ideologieën van mensen geleidelijk en op sommige momenten werden hun geloofssystemen aangetast. Allah heeft de Profeten en Boodschappers gestuurd om de mensheid terug  te leiden naar het geloof in de Eénheid van Allah. Hij, de Verhevene, zegt:

“En voorzeker, Wij hebben aan iedere gemeenschap een Boodschapper gezonden ( die zei: ) “Aanbidt Allah en houdt afstand van de  taghut.’[14] En er zijn er onder hen die Allah leidde en er zijn er die Hij tot de dwaling veroordeelde. Reist dus op de aarde rond en zie hoe het einde was van de loochenaars                                                                                               (16:36) 

Islam beoordeelt een persoon niet op zijn/haar uiterlijke verschijning. De Profeet (vzmh) zei:

Het kan zijn dat een ruig-harig, stoffig persoon waarvan mensen niet denken dat hij veel is, zo geliefd is bij Allah dat wanneer hij een eed zweert bij Allah, Allah deze voor hem in vervulling laat gaan.” (Haakim)

Omdat het bekend was dat sommigen  deze verschillen van ras, kleur, taal, cultuur uitbuiten om anderen te kleineren, zei de Profeet (vzmh):

“Allah heeft Adam (r) gecreëerd van een schepje zand (aarde) dat werd genomen van alle delen van de Aarde. De zonen van Adam kwamen hieruit voort met de kenmerken van die aarde ; onder hen zijn er die een rode huidskleur hebben, een witte huid, zwart en geel. Onder hen zijn degenen met een goede natuur en een slechte.   (Ibn Hibban)  

Alle mensen, ongeacht  hun huidskleur, taal, land of oorsprong zijn gelijk voor Allah. Allah, de Verhevene, zegt:

“O mensheid, Wij hebben jullie geschapen uit een man en een vrouw en Wij hebben jullie tot volken en stammen gemaakt, opdat jullie elkaar leren kennen. Voorwaar, de meest edele van jullie is bij Allah degene die het meest           ( Allah ) vreest. Voorwaar, Allah is van alles op de hoogte, Alwetend.” (49:13)

De Profeet (vzmh) zei:

“De afkomst waardoor ieder van jullie verwant is, is niet een schande die op jullie rust. Jullie zijn allen de zonen van Adam, niemand is begunstig boven de ander, en de meest eerbare van jullie tegenover Allah is de meest religieuze en degenen die goede werken verrichten.” (Ahmed)

Allah heeft ons gemaakt tot naties en stammen, niemand is begunstigd boven de ander; geen  ras is beter dan een ander. Hij heeft jullie zo gemaakt opdat jullie elkaar mogen leren kennen. Allah, de Verhevene, zegt:

“En voorzeker, Wij hebben de kinderen van Adam geëerd. Wij brachten hen op het land en op de zee. Wij gaven hun levensonderhoud van het goede en Wij bevoorrechtten hen met een privilege boven vele van de andere schepsels die Wij hebben geschapen.”                                                                                                     (17:70)  

Deze eerbare status is voor de gehele mensheid. Het is niet slechts voor het ene ras boven een ander of voor de ene groep boven de ander.

Allah, de Verhevene, zegt:

“En Hij is het Die jullie heeft aangesteld als gevolmachtigden op de aarde. Hij heeft een deel van jullie in rangen verheven boven anderen, om jullie te beproeven met wat Hij jullie heeft gegeven. Voorwaar, jouw Heer is snel in de bestraffing, en voorwaar, Hij is zeker Vergevingsgezind, Meest Barmhartig.”      (6:165)

 

Hoofdstuk 3: Gelijkheid onder de Mensheid

 

De gehele mensheid is geschapen om Allah alleen te aanbidden en om op deze Aarde te leven en om daarin hun levensonderhoud te verdienen. Allah heeft de mensen van verschillende sociale niveaus gemaakt zodat zij voordeel kunnen hebben van anderen in termen van het verdienen van hun levensonderhoud. Allah, de Verhevene, zegt:

“Zijn zij het, die de Barmhartigheid van jouw Heer uitdelen? Wij zijn het, die hun levensonderhoud uitdelen in het wereldse leven. En Wij verhieven sommigen van hen in rang boven sommige anderen, opdat de ene groep de andere groep tot een bron van bespotting zal maken. De Barmhartigheid van jouw Heer is beter dan wat zij verzamelen.” (43:32)

Hierop gebaseerd, zijn Moslims, vanonder de gehele mensheid gelijk in het volgende: 

  1. Bescherming van gemeenschappelijke rechten ongeacht iemands ras, etniciteit of kleur. Ieder mens heeft recht op vrijheid zoals het is geschetst in de religie. Deze vorm van vrijheid is ver verwijderd van dierlijke verlangens. Wanneer een persoon zichzelf openstelt voor al deze basale verlangens, zal hij werkelijk zijn status verlagen beneden dat van de dieren, zo niet erger!
    1. Mensen zijn gelijk in termen van de wet. Er is geen differentiatie op basis van etniciteit, kleur of geslacht. Allah zegt: O jullie die geloven, het is jullie niet toegestaan vrouwen tegen hun wil te erven, noch te verhinderen om wat jullie aan hen gegeven hebben mee te nemen, behalve als zij duidelijk ontucht pleegden. En behandel hen volgens de voorschriften. En wanneer jullie een afkeer van hen hebben, dan kan het zijn dat jullie een afkeer hebben van iets, terwijl Allah daarin veel goeds gelegd heeft..” (4:19)

 De Profeet (vzmh) zei: O mensen één van de dingen die de voorgaande naties heeft vernietigd, is dat wanneer de rijken wilden stelen, ze die persoon met rust lieten, maar wanneer de armen stalen, zorgden ze ervoor hun volledige recht van hem te krijgen. Bij Allah, als Fatimah de dochter van Mohammed ( vzmh) iets zou hebben gestolen, zou ik haar hand ook hebben afgehakt. (Muslim)

  1. Mensen zijn gelijk in termen van verantwoordelijkheden, beloning en straf. Allah, de Verhevene, zegt: “Wie iets goeds deed ter grootte van een mosterdzaadje, zal het zien. En wie iets kwaads deed ter grootte van een mosterdzaadje, zal het zien. (99:7-8)
  2. Mensen zijn gelijk in menselijke eer. Een persoon mag niet worden geschaad op basis van zijn kleur, geslacht of geloof. Allah, de Verhevene zegt: “En bespot niet degenen die naast Allah ( goden ) aanroepen zodat zij niet Allah vijandig zonder kennis bespotten. Op deze wijze hebben Wij aan iedere gemeenschap hun werk mooi doen toeschijnen. Hierna is hun terugkeer tot hun Heer en Hij zal hen vertellen wat zij plachten te doen. 6:108)  
  3. Mensen zijn gelijk in de heiligheid van hun bloed, woningen en eigendommen. De Profeet (vzmh) zei: “Inderdaad jullie bloed, weelde, en eer is onschendbaar zoals deze dag onschendbaar is, zoals deze maand onschendbaar is, zoals deze stad onschendbaar is. Laat degenen die aanwezig zijn de mensen die niet aanwezig zijn informeren.”   (Bukhari)
    1. Mensen zijn gelijk in termen van het zoeken naar een publieke betrekking. Het is gezegd: “Degene die een individu aanstelt en hem benoemt over een groep, en in de groep zijn er die meer gerechtigd zijn tot die positie, hij is inderdaad verraderlijk geweest tegen Allah, de Boodschapper (vzmh) en de gelovigen.” (Haakim)

Adi bin Amira al-Kindi zei: 'Ik hoorde de Boodschapper van Allah (vzmh) zeggen: Wie van jullie is aangewezen door ons voor een positie van autoriteit en hij verbergt voor ons een naald of iets kleiners dan dat, het zal gezien worden als een verduistering ( van de publieke fondsen ) en hij zal worden verplicht het te produceren op de Dag van Vergelding.”  

Adi τ zei: “Een donker-getinte man van de Ansar stond op en zei, ‘O Boodschapper van Allah, neem de plicht terug die u mij gegeven heeft.’Hij zei: ‘Wat is er met je gebeurd? De man zei: ‘Ik heb je horen zeggen wat je zei!’ Hij zei: ‘Ik zei dat ( zelfs ) nu wie van jullie is aangewezen door ons voor een positie van autoriteit, hij zou alles moeten meebrengen, of het nou iets groot of klein is, en wat hij ( door ons ) is gegeven mag hij nemen, en van wat hem niet gegeven is zou hij zich moeten onthouden.” (Muslim)

De Profeet (vzmh) beschouwde het verlies van vertrouwen als een teken van het eind van de samenlevingen, en het is een teken van de nabijheid van het Laatste Uur.

Abu Hurairah τ zei: “Terwijl de Profeet (vzmh) in een sessie zat om mensen te onderwijzen, kwam een Bedoeïen bij hem en zei: ‘Wanneer zal het Laatste Uur aanbreken?’ De Profeet (vzmh) ging door met praten tegen de mensen en nadat hij klaar was, vroeg hij: ‘Waar is degene die vroeg over het Uur?’De bedoeïen zei: ‘Ik ben hier O Boodschapper van Allah!’De Profeet, mag Allah hem prijzen, zei: ‘Wanneer vertrouwen verloren is, zal het Laatste Uur zich aandienen.’Hoe wordt het verloren?’Hij zei: ‘Wanneer publieke zaken onder de verantwoordelijkheid van de mensen wordt gesteld die niet verantwoordelijk zijn, wacht op het uur tot het zich aandient!    (Bukhari)  

  1. Mensen zijn gelijk in termen van het gebruik van wat ons ter beschikking is gesteld door de Schepper. 

Allah, de Verhevene, zegt: “O mensen, eet van wat op de aarde is, het goede toegestane, en volgt niet in de voetstappen van de Satan. Voorwaar, hij is voor jullie een duidelijke vijand..” (2:168)

  1. Mensen zijn gelijk in termen van het aanbidden van Allah alleen. Iedereen is een slaaf van Allah ongeacht hun ras, etniciteit, huidskleur of taal. Allah, de Verhevene, zegt: “O mensen, aanbid jullie Heer, Degene Die jullie en degenen vóór jullie heeft geschapen. Hopelijk zullen jullie ( Allah ) vrezen.” (2:21)

De religie van Islam is gekomen om alle vormen van discriminatie uit te roeien. Het is vermeld in de vertelling van Abu Uqbah, die een bevrijde slaaf was van de mensen van Persië: “Ik vocht met de Profeet (vzmh) bij de strijd om Uhud en ik sloeg een polytheïst en ik schreeuwde tegen hem, ‘neem dit van mij en ik ben een Perzische jongen!’ De Boodschapper van Allah (vzmh) draaide zich naar mij toe en zei, “Je zou moeten zeggen, neem het van mij en ik ben een jongen van de Ansar.”         (Abu Dawood)  

De Profeet (vzmh) moedigde hem aan om zijn wortels te verbinden aan de Ansar, het was meer geliefd bij hem dan te zeggen dat hij de ‘Perzische’ was. Hoewel de Metgezel een Perzische was, was de Profeet (vzmh) er erg scherp op dat iemands liefde en haat en bondgenootschap bij de religie van Islam lag, ver weg van ras verbintenissen.

De Profeet (vzmh) toonde grote liefde en affectie voor Bilal die van Abessinie was en Suhaib die Romein was. Hij zei zelfs over Bilal dat hij van de mensen van Jannah was  ( Hemelse Woonplaats )[15]. Hij gaf de blije berichten van Jannah aan Abdullah bin Salam, welke een Jood was, bekeerd tot Islam.

We zien ook dat de Profeet (vzmh) niet besluiteloos was; als mensen van zijn eigen familie niet geloofden, distantieerde hij zichzelf van hen. Kijk naar zijn oom,  Abu Lahab  die,  openlijke vijandschap toont tegenover de Profeet  Mohammed (vzmh),  en dan wordt het volgende hoofdstuk overgeleverd betreffende hem:

“Moge de handen van Abu Lahab geruïneerd worden, en geruïneerd is hij. Zijn weelde zal hem niet baten of dat wat hij heeft verworven. Hij zal (binnen gaan in) branden in een Vuur van (brandende ) vlammen, ( zo ook ) zijn vrouw – de draagster van brandhout. Om haar nek is een touw van ( gedraaide ) vezel.”  (surah 111)

Abu Lahab werd hoog vereerd in zijn stam en was onder de meest nobele mensen in termen van afkomst

De Koran informeert ons ook over Luqman, de Wijze. Hij had een Afrikaanse achtergrond, en had grote wijsheid. Een heel hoofdstuk in de Koran draagt zijn naam. Hierin worden zijn deugdzaamheid en verdiensten vermeld. Er zijn andere hoofdstukken in de Koran die zijn genoemd naar Profeten en Boodschappers, zoals Noah en Abraham, en families, zoals de familie van Imran, Maria, Jozef, Jonas en Mohammed, onder andere.  Moslims reciteren deze hoofdstukken in hun gebeden. Dit betekent de herbevestiging dat we allemaal gelijk zijn voor Allah.

De Profeet (vzmh) sprak over een vrome koning die leefde in Abessinië, de Negus. Hij zei over hem, “Niemand is verongelijkt over hem.” Toen hij overleed, voerde de Profeet (vzmh) gebeden voor hem uit. Sommigen zeiden, ‘Zullen wij gebeden uitvoeren voor  die Abessijn?’Hierop werden de woorden van Allah geopenbaard:

“En voorwaar, er zijn er onder de Lieden van de Schrift die zeker in Allah geloven en in wat aan jullie geopenbaard is en in wat aan hen geopenbaard is, terwijl zij nederig tegenover Allah zijn, zij ruilen de Verzen van Allah niet in voor een geringe prijs: zij zijn degenen voor wie hun beloning bij hun Heer is. Voorwaar, Allah is snel met de afrekening.” (3:199)

De Profeet (vzmh) zei: Vraag Allah om jullie broeder te vergeven,” en hij stond met de Metgezellen en bad voor hem en zei ‘Allah Akbar’ vier keer.” (Bukhari)

De zaak van gelijkheid in Islam is niet alleen een geschreven zaak die is toegepast. Wat de Profeet (vzmh) ook predikte, het zou van toepassing zijn. Kijk naar Osama b Zaid, die een donkere huidskleur had. De Profeet (vzmh) zou hem meenemen samen met al-Hasan en zei: “O Allah hou van hen, omdat ik van hen houd.”[16] A’ishah, de vrouw van de Profeet (vzmh) zei: “Het is niet passend voor een persoon om een afkeer te hebben van Osama, omdat ik de Boodschapper van Allah (vzmh) hoorde zeggen: “Wie houdt van Allah en Zijn Boodschapper, laat hem houden van Osama.” (Muslim)

De Profeet (vzmh) stelde Osama aan over het leger dat Rome moest aavallen. Onder zijn commando waren een aantal van de Metgezellen. Sommige van de metgezellen vonden dat Osama ongeschikt was om de expeditie te leiden en zei spraken onder elkaar. Toen de Profeet (vzmh) dit hoorde sprak hij de mensen aan zeggende: “Als jullie kwaadspreken over hen, hebben jullie kwaadgesproken over zijn vader voor hem. Hij is deze positie voorzeker waard en hij is onder de meest geliefde mensen van mij.” (met algemene instemming)[17]

Voordat de expeditie vertrok, overleed de Profeet (vzmh) en toen ze klaar waren om te vertrekken, kwam Umar naar Abu Bakr, die was aangewezen als Kalief en bracht hem sommige van de zorgen over die hij had gehoord. Hij zei tegen Abu Bakr, “Sommige Metgezellen denken dat iemand die ouder is en meer bekwaam de expeditie zou moeten leiden.” Hierop zei Abu Bakr: “Moge je moeder je verliezen, O Umar! De Profeet (vzmh) heeft hem benoemd en jij wil mij hem laten verwijderen? Bij Allah, O, Umar, als de wilde dieren zouden komen om mij op te eten zou ik nog steeds het leger met Osama aan het hoofd sturen.” De jonge commandant nam zijn troepen en Abu Bakr liep naast Osama. Hij voelde zich oncomfertabel en zei tegen Abu Bakr, “O Kalief van de Moslims! Of je rijdt naast me of  ik zal naar beneden komen en naast jou lopen! “Abu Bakr zei, Bij Allah, jij komt niet naar beneden, noch zal ik rijden, wat is er verkeerd als ik mijn voeten stoffig laat worden voor de zaak van Allah!” Toen nam hij de toestemming van Osama om Umar achter te laten met hem om voor de zaken van Medina te zorgen.

 De Profeet (vzmh) was de meest eerbare van alle mensen in termen van afkomst, zijn stam was ook de meest geeerde. Toch zei de Profeet tegen zijn metgezellen:

“Vlei mij niet zoals de Christenen Jezus de zoon van Maria vleien. Ik ben gewoon een slaaf van Allah en Zijn Boodschapper.” 

(Bukhari)

De Profeet (vzmh) huwde Osama uit aan zijn familie, Zainab dochter van Jahsh. De Profeet (vzmh) zei:

Als iemand op zoek is naar het huwelijk, en jullie zijn tevreden met zijn manieren en religie, laat hem dan trouwen; als jullie dit niet doen, zal er groot kwaad en corruptie zijn op de aarde.” (Tirmidthi)

Hij (vzmh) zou altijd vragen naar zijn metgezellen. Abu Huraira zei dat er een zwarte vrouw was die de Moskee wilde schoonmaken. De Profeet (vzmh) vroeg toen over haar en ze vertelden hem dat ze was gestorven. De Profeet (vzmh) zei tegen hun, “Jullie hadden me moeten informeren!” Ze bagateliseerden de kwestie van dat persoon denkende dat ze niet zo belangrijk was. Hij zei: “Laat me het graf  zien!” Ze lieten het aan hem zien, en hij bad voor haar.  (Bukhari)

Hij (vzmh) gaf vele giften weg. Hakeem zei, Mohammed (vzmh) was de meest geliefde persoon voor mij voor de komst van Islam. Toen hij Profeet werd en vertrok naar Medina werd een kledingstuk gevonden dat behoorde aan Dhi Yazen[18] met een waarde van 50 Dirham, dus kocht ik het om als een geschenk aan de Profeet (vzmh) te geven maar de Profeet weigerde het aan te nemen van hem en hij zei: “We nemen geen geschenken van polytheïsten aan. Als ze er op staan om iets te geven, nemen we het alleen aan nadat er voor betaald is.”  (Haakim)

Toen hij naar Medina kwam zag ik hem het dragen. Toen gaf hij het aan Osama, en toen Hakeem het aanzag bij Osama, zei hij tegen hem, “Draag jij het kledingstuk van Dhi Yazen?”Hij zei, “Ik ben beter dan Dhi Yazen, en mijn vader en moeder zijn beter dan zijn vader en moeder!”

Het is inderdaad Islam die zorgt dat iemand denkt met deze mindset. Iedere Moslim realiseert zich dat ze allemaal gelijk zijn voor Allah, ongeacht hun kleur, taal en etniciteit.

                                                

 

Hoofdstuk 4: Racistische Uitspraken zijn Onacceptabel

 

De Profeet (vzmh) praatte gewoonlijk tegen zijn metgezellen, maakte grapjes met hun, en luisterde naar hun noden. Hij zou de fouten die hij hen zag maken  corrigeren speciaal wanneer het raciale fouten waren.  Abu Hurairah ® zei: “Twee mensen zwoeren op de ander, en één van hen bespotte op een belachelijke manier zijn moeder. Dit bereikte de Profeet, moge Allah hem prijzen, hij riep de man en zei: ‘Bespotte jij zijn moeder?’ en hij bleef het herhalen. De man zei,’O Boodschapper van Allah, vraag Allah mij te vergeven. ‘Hij zei tegen hem: “Hef je hoofd op en kijk om je heen, jij bent niet beter dan een ander individu ongeacht of hij nou rood of zwart van huidskleur is. Niemand is beter dan een ander, behalve door vroomheid,”  (Ibn Rahawaih)

De Profeet (vzmh)  zou niet voor een ander gaan staan om hem belachelijk te maken in zijn aanwezigheid. Eens toen zijn Metgezellen samen kwamen en de Profeet (vzmh) nog niet gearriveerd was,waren Khalid b. al-Walid, Abdurrahmann b. Auf, Bilal b. Abi Rabah, en Abu Dharr onder de reeds aanwezigen. De enige metgezel met een donkere huidskleur die aanwezig was was Bilal de Abessinïer. Abu Dharr begon te spreken en Bilal corrigeerde hem. Abu Dharr, door zijn boosheid, riep uit, “Zelfs jij, O zoon van een zwarte vrouw, probeert mij te corrigeren?” Bilal kwam omhoog, zichtbaar van streek door wat was gezegd, en zei: “Bij Allah ik zal je vermelden bij de Profeet.”Hij ging naar hem toe en informeerde hem over wat was gezegd en de Profeet (vzmh) werd erg boos. Abu Dharr haaste zich om de Profeet (vzmh) te ontmoeten en zei:  “Assalamu Alaika ( vrede zij met jou), O Profeet van Allah.” Abu Dharr zei, “Ik weet niet zeker of hij reageerde op mijn begroeting vanwege zijn extreme woede.” ( Toen zei hij ):  “O Abu Dharr! Heb je hem belachelijk gemaakt vanwege zijn moeder?  Voorwaar jij bent een man in wie nog karaktertrekken zitten van het voor-Islamitische tijdperk!” Abu Dharr huilde en zei: “O Boodschapper van Allah, vraag Allah om mij te vergeven.”Hij verliet de Moskee huilend en toen hij Bilal zag, legde hij zijn hoofd op de grond en zei tegen Bilal, “O Bilal, ik zal hier niet weggaan tot dat jij je voet op mijn hoofd zet. Jij bent eerbaar en ik ben een schande. “Bilal huilde, en kuste de kaak van Abu Dharr en zei: “ Een gezicht dat zich onderwerpt aan Allah is niet om op te staan; liever is het om het te kussen.” (Bukhari)

Bilal was een groot man. De Profeet (vzmh) zei tegen hem: “O Bilal, informeer mij over een daad welke je hebt begaan waarvan je gelooft dat het de geweldigste is in de ogen van Allah, want waarlijk ik hoorde jouw voetstappen in de Hemel!” Bilal zei, “De meest geliefde daad die ik beging voor de zaak van Allah is dat iedere keer ik wudhu (wassing) maakte, ik elk gebed dat ik kon hierna bad.”  (Bukhari)

De Profeet (vzmh) vereerde deze individuen zo veel dat hij veelvuldig met hen samen zat. Op een dag dat Bilal, Suhaib en Ammar bij de Profeet (vzmh) zaten, kwam een afgezant van de Quraish en op het moment hij deze metgezellen zag met hem, zeiden ze: “We willen dat je ons tijd geeft waarbij we bij jullie kunnen zitten. We willen dat de Arabieren onze status en eer kennen en de delegaties zullen tot jullie komen, maar we zijn beschaamd dat mensen ons zullen zien zitten bij jou terwijl deze arme individuen bij jou zitten. De Profeet zei, “Oké,”en hij riep Ali om iets op te schrijven hierover. Maar voordat er iets gebeurde kwam het gebod van Allah naar beneden:

“En stuur degenen niet weg die in de ochtend en de avond hun Heer aanroepen en Zijn Aangezicht wensen. Jij bent in niets voor hen aansprakelijk en zij zijn in niets voor jou aansprakelijk, stuur jij hen dan weg: dan behoor jij tot de onrechtvaardigen.[19] (6:52)

En zo hebben Wij sommigen van hen door anderen beproefd, opdat zij zouden zeggen: “Zijn zij het dan, die Allah van ons begunstigt? “Is het niet Allah die de dankbaren het beste kent? (6:53)

En wanneer degenen die in Onze Tekenen geloven tot jou komen zeg dan: Salamoen ‘alaikoem ( Vrede zij met jullie). “Jullie Heer heeft Zichzelf de Barmhartigheid voorgeschreven. Indien een van jullie uit onwetendheid slecht doet en dan daarna berouw heeft en zich betert: voorwaar, dan is Hij Vergevensgezind, Meest Barmhartig.” (6:54)

De Profeet (vzmh) gooide de brief terzijde die hij van plan was te schrijven voor hun en zei: “Vrede zij met jullie. Jullie Heer heeft Zichzelf  barmhartigheid voorgeschreven.”  (Ibn Majah)

                                                

 

Hoofdstuk 5: Het Verhaal van Bilal de Abessinïer 

 

Laat ons het verhaal van Bilal horen die slechts slaaf was voor zijn bekering tot Islam en na zijn bekering werd hij een ‘meester’ van Islam. Hij werd geëerd in Islam om gekozen te worden om de  Adthan ( oproep tot het gebed ) te doen

Wanneer Umar (r) Abu Bakr (r) noemde zou hij zeggen, “Abu Bakr is onze meester en de emancipator van onze meester.” (Bukhari) Umar (r) gaf de titel “Onze Meester”aan Bilal (r) die een erg donkere huidskleur had, een slanke bouw, erg lang,  en dik haar en een dunne baard, zoals omschreven door de overleveraars. Wanneer hij werd geprezen liet hij zijn hoofd zakken, en weende zeggende, “waarlijk, ik ben een Abessinïer. Gisteren was ik slechts een slaaf!”

Dus wie was deze Abessinïer die gister nog slechts een slaaf was? Hij was Bilal zoon van Rabah, degene die opriep tot gebed. Uit iedere tien Moslims, vanaf het begin van de Islam tot aan vandaag en tot Allah’s Oordeel, zullen we zeven mensen ontmoeten, minstens, die Bilal kennen. Dat is, er zijn honderden en miljoenen mensen door de eeuwen en generaties die Bilal kennen, zijn naam herinneren, en zijn rol kennen zoals zij ook de twee grootste Kaliefen  in Islam, Abu Bakr (r) en Umar (r) kennen!

Als iemand een kind in zijn eerste jaar  op de lager school zou vragen over Bilal, zou hij antwoorden, “Hij was degene die opriep tot het gebed (Adthan).”Hij was de slaaf wiens meester hem wilde martelen met hete brandende stenen en hij zou zingen, ‘God is Eén.’

Voor Islam, zou Bilal (r) neigen naar het schaap en vee van zijn meester voor een handvol dadels. Was het niet voor Islam geweest, dan was het zijn geloof geweest om slaaf te blijven, zwervend tussen de menigte tot de dood een einde zou brengen aan zijn leven. Echter, dit geloof bewees waar te zijn, en de pracht van de religie  in welke hij geloofde gaf hem, gedurende zijn leven en in de geschiedenis, een verheven plaats onder de grote en nobele mannen van Islam.

Waarlijk, vele mensen  van onderscheid, prestige , of weelde, hebben zelfs niet een tiende verkregen van de onsterfelijkheid welke Bilal, de Abessinïer, verkreeg. Voorzeker, de zwarte kleur van zijn huid, zijn bescheiden afkomst, en zijn nederige positie onder de mensen als een slaaf ontnam hem niets, toen hij koos om de Islam te omarmen, en de hoge plaats te bezetten waar zijn waarachtigheid, zekerheid, zuiverheid, en zelf-opoffering hem voor kwalificeerde.

De mensen van Mekka dachten dat een slaaf als Bilal (r) noch macht had over iets, noch iets kon bekomen. Maar hij oversteeg alle verwachtingen en bezat een groot vertrouwen dat niemand behalve hij kon bezitten! Hij was een Abessinïer van Afrikaanse etniciteit. Zijn moeder kwam ook uit Abessinië. Haar naam was Hamaama en ze was een slaaf van Umayyah b. Khalaf al –Jumahi in Mekka.

 Het nieuws van Profeet Mohammed’s (vzmh) boodschap bereikte de oren van Bilal (r). In feite, was de Profeet het gesprek van Mekka; mensen van alle achtergronden praatten over hem. Het was zo dat hij wat werk aan het doen was en zijn meester samen met andere edele mannen van Quraish langskwamen en zaten. Ze spraken over de Profeet (vzmh) en zijn Boodschap. Zijn eigen meester, Umayyah bin Khalaf sprak vrij hard over de Profeet (vzmh) en zijn woorden waren zoals gewoonlijk gevuld met angst, woede, en boosaardigheid! Toen hij meeluisterde kwam hij achter de karakteristieken van de Islam. Hij hoorde ook van hen dat Mohammed een edele man was, betrouwbaar en zeer loyaal. Ze zeiden tot de ander, “Mohammed was nooit een leugenaar, tovenaar, of gek, maar we moeten hem zo beschrijven zodat de mensen zijn religie verlaten.” Bilal hoorde hen fluisteren over de redenen welke voor hen de uitdaging vormde om hem tegen te werken. De redenen waren als volgt:

De eerste was hun trouw aan de religie van hun vaderen;

De tweede was hun angst om de glorie van de Quraish welke hun was geschonken en hun religieuze status als een middelpunt van afgods aanbidding en toevlucht op het gehele Arabische Schiereiland kwijt te raken;

De derde was de afgunst van de stam van   Bani Hashim dat iemand van onder hun zou beweren profeet of boodschapper te zijn.

Na zoveel gehoord te hebben over de religie van Islam,  accepteerde Bilal het en bekeerde zich tot de Islam.

Het duurde niet lang voordat het nieuws dat hij de Islam had omarmd, was verspreid. Het was een shock voor de bevelhebber van Bani Jumah ( de stam die Bilal bezat.) Umayya ibn Khalaf, de eigenaar van Bilal, zag het als een grote schaamte en schande en zei spottend: “Het maakt niet uit. De enige die Islam zal accepteren is deze slaaf! Hoewel, het omgekeerde gebeurde. Islam verspreidde zich en het beoefenen van afgoderij werd tot een einde gebracht.

Bilal, eerde niet alleen Islam, maar de gehele mensheid. Hij weerstond de zwaarste vormen van marteling. Allah maakte hem een voorbeeld van het feit dat zwartheid van huid en slavernij niet de grootstheid van de ziel die zijn geloof heeft gevonden  en zijn Schepper aanhangt, teniet doet. Bilal gaf een diepgaande les aan degenen gedurende zijn tijd, en ook nadien; vrijheid en suprematie van geweten kunnen niet worden geruild voor goud of voor straf, zelfs als de hoeveelheid de hele aarde kan vullen.  Hij was ontdaan van zijn kleding en lag naakt op hete kolen om hem zijn geloof te laten heroverwegen en op te zeggen, maar hij weigerde. Hij zou in de hitte van de dag naar buiten worden gebracht en zijn lichaam werd gesleept bovenop brandende stenen. Een grote steen die door verscheidene mannen moest worden getild werd ook boven op zijn lichaam en borst geplaatst.

Deze zware marteling werd iedere dag herhaald totdat de harten van sommige van zijn folteraars medelijden met hem kregen. Ze zeiden hem,”Als je goed spreekt over onze afgoden, zullen we je vrijlaten.”

De Quraish wilden niet dat er zou worden gezegd dat ze niet in staat waren om een slaaf te overtuigen, of met geweld uit de Islam te halen. Zelfs toen weigerde Bilal en hij begon zijn voortdurende gezang te herhalen: “God is Eén, God is Eén!” zijn folteraars schreeuwden tegen hem,  smeekten hem, “Noem de naam van Al-Laat and Al-'Uzza.[20]” Maar hij antwoorde,”God is Eén, God is Eén!” Ze vroegen hem om eenvoudigweg te herhalen wat zij zeiden, maar hij bespotte hun verzoek zeggende: “Ik ben niet in staat om correct uit te spreken wat jullie willen dat ik zeg!”

 Dus Bila bleef in deze staat en werd zelfs nog strenger gemarteld. Bij zonsondergang knoopten ze een touw om zijn nek en droegen hun jongens op om hem rond de bergen en de straten van Mekka te brengen. Bilal scandeerde doorlopend”God is Eén, God is Eén!”

Toen de nacht viel, zeiden ze hem, “Morgen zul je goed spreken over onze afgoden en zullen we je met rust laten. We zijn moe van het gemartel, en nu is deze taak zo hinderlijk dat het lijkt of wij de gemartelden zijn.” Bilal bleef resoluut; hij schudde zijn hoofd en zei, “God is Eén, God is Eén!”

Umayyah Ibn Khalaf schopte hem en explodeerde in woede, en schreeuwde, “Hoe ongelukkig ben ik! Wat een ellendige slaaf ben jij! ! Bij Al-Laat and Al-'Uzza,  ik maak van jou een voorbeeld voor slaven en meesters.” Maar Bilal antwoordde met de heilige  grootsheid en zekerheid van een gelovige, “God is Eén, God is Eén!” Ze speelden een spel met Bilal. Eén van de Polytheïsten die aanwezig was speelde de rol van een volgeling en hij zei: “Doe het rustig aan,  Umayyah. Bij Al-Laat, hij zal niet opnieuw worden gemarteld. Waarlijk, Bilal is één van ons; zijn moeder is ons slavenmeisje. Hij zal niet voldaan zijn door slecht over ons te spreken of om ons belachelijk te maken vanwege zijn bekering tot Islam. “Maar Bilal staarde naar hun liegende,  sluwe gezichten met complete kalmte die hen hevig schokte, hij scandeerde “God is Eén, God is Eén!”De volgende dag werd Bilal meegenomen in de volle zon en extreme hitte. Bilal wist wat er zou gaan komen en was geduldig, dapper en wist dat als hij in deze staat zou blijven, hem een grote beloning zou wachten in het Hiernamaals.

Abu Bakr as-Siddiq ® ging naar hen toe terwijl ze hem martelden en schreeuwde naar hen, “Vermoorden jullie een man omdat hij zegt, ‘Allah is mijn God!’ Daarna schreeuwde hij naar Umayyah ibn Khalaf, “Neem meer dan zijn prijs en laat hem vrij.” Het was alsof Umayya aan het verdrinken was en een reddingsboot had gevangen. Hij hoorde dit graag en was erg verheugd toen hij Abu Bakr de prijs van zijn vrijheid  hoorde zeggen, omdat ze alle hoop hadden verloren dat hij ooit de Islam zou verlaten. En alsof ze kooplieden waren, realiseerden ze zich dat het meer winstgevend voor hun was om hem te verkopen dan zijn dood. Ze verkochten hem aan Abu Bakr ® en hij maakte hem direct vrij, en Bilal nam zijn plaats onder de vrije mensen.

Toen Abu Bakr zijn arm om Bilal heen sloeg, zei Umayyah tegen hem, “Neem hem, door Al-Laat en Al-Uzza als je had geweigerd hem te kopen behalve voor één ons goud, zou ik hem aan je hebben verkocht.” Abu Bakr realiseerde de bitterheid van wanhoop en teleurstelling verborgen in deze woorden. Het was passend om niet te antwoorden, maar omdat ze de waardigheid hadden geschonden van deze man die zijn broeder en zijn gelijke was geworden, antwoorde hij Umayyah zeggende, ‘Bij Allah, als je had geweigerd hem te verkopen behalve voor honderd ons, zou ik het hebben betaalt.”

         Na de Hijrah van de Boodschapper (vzmh) en de Moslims naar Medina, beval de Boodschapper dat er een oproep voor het gebed moest worden gedaan. Aan wie zou deze eer om op te roepen tot de gebeden worden gegeven? Het was niemand anders dan Bilal, die dertien jaar daarvoor had geroepen toen hij werd gemarteld, “God is Eén, God is Eén!”

Hij werd gekozen door de Boodschapper die dag om de eerste oproeper tot gebed in de Islam te zijn. Met zijn melodieuze stem, vulde hij de harten met geloof en de oren met ontzag wanneer hij riep:

Allah is de Grootste,

Allah is de Grootste, Allah is de Grootste, Allah is de Grootste,

Ik getuig dat er geen ware god is behalve Allah

Ik getuig dat er geen ware god is behalve Allah,

Ik getuig dat Mohammed de Boodschapper van Allah is

Ik getuig dat Mohammed de Boodschapper van Allah is

Kom tot het Gebed,  Kom tot het Gebed

Kom tot het Succes, Kom tot het Succes

Allah is de Grootste, Allah is de Grootste

Er is geen ware god behalve Allah

Hierop volgend, binden de Moslims en de polytheïsten de strijd aan. De slag om Badr was het eerste gevecht dat tussen hen plaats vond. De Boodschapper van Allah (vzmh) maakte de slogan van de Moslims gedurende deze gedenkwaardige confrontatie: “God is Eén, God is Eén!” In dit gevecht werden 70 mannen gedood en 70 werden als oorlogsslachtoffers genomen. Umayya ibn Khalaf, die Bilals meester was geweest, wilde niet Mekka verlaten om de Moslims onder ogen te komen. Dus maakte hij zich niet gereed. Zijn vriend Uqbah ibn Abi Muait was van streek dus maakte hij een punt dat hij hem wilde gaan zien terwijl hij onder zijn mensen was en hij gaf hem een uitbrander en zei tegen hem,” , “O Abu Ali, gebruik dit. Jij bent één van de vrouwen.” Umayyah schreeuwde tegen hem zeggende, “Moge Allah jou en waarmee je gekomen bent lelijk maken!” Hierna was er voor hem geen uitweg. Uqbah ibn Abi Muait was de grootste supporter van Umayyah dwars door alle beproevingen van Bilal en andere zwakke Moslims. En op die dag, was hijzelf degene die hem aanspoorde naar de strijd van Badr te gaan waar hij zou sterven, zoals het ook de plaats zou zijn waar Uqbah zou sterven! Het is waarlijk verbazingwekkend hoe Allah zijn bevel ten uitvoer brengt.

Umayyah ‘bereikte’ zijn overlijden door de handen van niemand anders dan Bilal. Toen het vechten tussen de twee kanten begon, en de Moslims “God is Eén, God is Eén!”begonnen te roepen, zonk het hart van Umayyah in zijn schoenen! Dit waren dezelfde woorden die zijn slaaf herhaalde onder de marteling en vandaag klonk het op het slagveld van alle kanten en was het een schreeuw van een hele natie van mensen! Umayyah dacht bij zichzelf, ‘was de Islam zo snel verspreid onder de mensen’! De zwaarden botsten tegen elkaar in het gevecht en het gevecht werd zwaar. Toen het gevecht zijn einde begon te naderen, bemerkte Umayyah ibn Khalaf,  Abdurrahmann bin Auf, de Metgezel van de Boodschapper van Allah (vzmh). Hij zocht zijn toevlucht bij hem en vroeg hem zijn gevangene te zijn, hopend dat dit zijn leven zou redden. Abdurrahmann accepteerde dit en verleende hem zijn toevlucht. Hij nam hem en liep met hem te midden van het gevecht naar de plaats waar de krijgsgevangenen werden gehouden. Onderweg zag Bilal (r) hem en riep, “Het hoofd van Kufr (ongeloof), Umayyah ibn Khalaf! Mag ik niet worden gered als hij wordt gered!” Hij hief zijn zwaard op om Umayyah te treffen, maar Abdurrahmann bin Auf schreeuwde tegen hem, , "O Bilal, hij is mijn gevangene!" Bilal, (r) dacht “Een gevangene terwijl de oorlog nog steeds woedt? Een gevange terwijl zijn zwaard nog steeds drupt van het bloed van Moslims? Dit kon niet!”Bilal realiseerde zich dat hij niet zelf Umayyah kon aanvallen dus riep hij een van zijn medeMoslims, “O Ansaar! Het hoofd van Kufr, Umayyah ibn Khalaf! Mag ik niet worden gered als hij wordt gespaard!”Een troep Moslims kwam naderbij en omringden Umayyah en zijn zoon, die met de Quraish vechtte. Abdurrahmann bin Auf kon niets doen. Hij kon zelfs zijn wapenuitrusting niet beschermen, welke de  menigte verwijderde. Bilal staarde lang naar het lichaam van Umayyah, die viel onder de vermorzelende zwaarden. Toen haastte hij zich bij hem weg schreeuwend, “God is Eén, God is Eén!”

Ik denk niet dat het ons recht is om de deugdzaamheid van mildheid te onderzoeken in de zaak van Bilal gedurende deze gelegenheid. Als de ontmoeting tussen Bilal en Umayyah plaats had gevonden onder andere omstandigheden, zou het ons zijn toegestaan om Bilal te vragen om genade en mildheid te tonen, en een man als hij in geloof en vroomheid zou dit niet hebben tegengehouden. Maar ze ontmoetten elkaar op het slagveld, de zwaarden brandden en de vermoordden vielen. Hij zag hem in de omgeving van de strijd en het gevecht. Als Umayyah in staat was geweest, zou hij Bilal hebben vermoord. Het is oneerlijk van iemand om tegen Bilal onder deze omstandigheden te zeggen, ‘Waarom vergeef je hem niet?’

De dagen gingen voorbij en Mekka was veroverd. De Boodschapper (vzmh) ging het binnen, dankbaar zeggende, “Allah is de Grootste,” aan het hoofd van 10.000 Moslims. Hij ging direct naar de Ka’bah. Het was gevuld met vele afgoden, elke voor één dag van het jaar. Toen de Profeet (vzmh) ze vernietigde, riep hij uit “De waarheid is gekomen en de leugen is verdwenen.” Sinds die dag, is er geen Uzza, geen Laat en geen Hubal[21] om te aanbidden. Men buigt alleen neer om Allah te aanbidden, de meest Hoge. De Boodschapper (vzmh) ging de Ka’bah binnen vergezeld van Bilal. Hij was er nauwelijks binnen geweest toen hij een uitgesneden afgod zag die de Profeet Ibrahim (Abraham) (r) moest voorstellen veel getekend. In boosheid zei hij, “Moge Allah hun vermoorden. Onze voorvaderen tekenden nooit veel. Ibrahim was niet een Jood of Christen, maar hij was een ware Moslim en was nooit een polytheïst.” Toen droeg hij Bilal (r) op om op te klimmen tot de top van de Kabah en op te roepen tot het Gebed. Hij riep de Adthan. Hoe  prachtig was die tijd, plaats, en gelegenheid!

Het leven in Mekka kwam tot een stilstand, en duizenden Moslims stonden bewegingloos, herhaalden in onderworpenheid de woorden van de Adthan na Bilal terwijl de Polytheïsten in hun huizen waren, nauwelijks gelovend wat er gebeurde. De Profeet (vzmh) sprak hun aan zeggende Ga, jullie zijn vrij!”  (Ibn Hisham)

Bilal (r) leefde met de Boodschapper van Allah (vzmh) en was getuige van alle Veldslagen met hem, oproepend tot Gebed en de rituelen van deze geweldige religie observerend die hem uit de duisternis naar het licht en van dienstbaarheid tot vrijheid hadden gebracht. Met elke passeerende dag, werd Bilal (r) meer geliefd bij de Profeet (vzmh) welke hem omschreef als een van de inwoners van het Paradijs.”

Maar Bilal (r) bleef gewoon zoals hij was, nobel en nederig voor een gebrek, altijd  zichzelf beschouwend als “de Abessijnse die gisteren slechts een slaaf was.” Op een dag deed hij een aanzoek voor twee meisjes, voor hemzelf en zijn broeder, dus zei hij tegen hun vader, “Ik ben Bilal en dit is mijn broeder, we waren twee slaven uit Abessijnië. We waren op een dwaalspoor en Allah leidde ons. We waren twee slaven en Allah maakte ons vrij. Als je ons toestemt om met je dochters te trouwen, alle lof is aan Allah; als je weigert, dan Allah is de Grootste.”

Telkens als Umar ibn Al-Khattab ®  Abu Bakr (r) noemde zou hij zeggen,  “Abu Bakr is onze meester en de vrijmaker van onze meester.”( Bukhari ) Dat is te zeggen, Bilal.

De Boodschapper (vzmh) stierf en Abu Bakr As-Siddiq ® nam het bevel van de Moslims na hem. Bilal (r) ging naar de Kalief van de Boodschapper van Allah (vzmh) en zei tegen hem, “O Kalief van de Boodschapper van Allah (vzmh), ik hoorde de Boodschapper van Allah (vzmh) zeggen, “” De beste daad van een gelovige is Jihad in de zaak voor Allah.” Abu Bakr (r)  zei tegen hem, “Dus wat wil je Bilal?” Hij zei: “ik wil het pad van Allah volgen en in die zaak sterven.” Abu Bakr (r) zei, “En wie zal dan de Adthan voor ons roepen?” Bilal (r) zei, met zijn ogen       overlopend van tranen, “Ik zal voor niemand  de Adthan roepen na de Boodschapper van Allah (vzmh).” Abu Bakr (r) zei, “Blijf en maak de Adthan voor ons , Bilal.” Bilal (r) zei, “Als je me vrijmaakte om voor jou te zijn,  zal ik doen wat jij wilt, maar als je me vrijmaakte voor Allah, laat me aan Wie ik was vrijgemaakt.” Abu Bakr (r) zei, “Ik maakte je vrij voor Allah, Bilal!” Toen liet hij hem zijn weg vervolgen. De laatste keer dat hij de Adthan riep was toen de Bevelhebber van de Gelovigen, Umar Shaam bezocht en de Moslims hem smeekten om Bilal te vragen de Adthan voor hun te roepen. Ze huilden zoals ze nog nooit eerder hadden gedaan, en Umar (r) het ergst.

Bilal ® stierf in Syrië, vechtend voor de zaak van Allah precies zoals hij had gewild.

 

 

Conclusie

 

Kijk naar de grootsheid van Islam, en het geluk iemand vindt in zijn hart als hij het omarmt. Dit geluk blijft in het hart en zorgt ervoor dat iemand al zijn pijn en problemen vergeet die ze in hun leven hebben moeten doorstaan. De vreugde die de Moslims voelen door het toepassen van hun geloof is veel groter dan enig materialistische vreugde iemand in dit leven kan ervaren. Als je echt dit geluk wilt ervaren in je leven, moet je een gedurfde stap maken.  Getuig wat Abu Sufyan bin Harb zei: “Bij ontvangst van een brief van Profeet Mohammed (vzmh), riep Heraclius ons terwijl we in  Shaam.[22] waren.

Hij zei: Heraclius’boodschapper vond ons ergens in het Grote Syrische gebied, dus nam hij mij en mijn metgezellen mee naar Ilya en we werden toegelaten in de aanwezigheid van Heraclius. We vonden hem zittend in zijn koninklijke hofhouding een kroon dragend, en omringd door de oudere Byzantijnse hoogwaardigheidsbekleders. Hij zei tegen zijn vertaler.  ‘Vraag hun wie onder hun een nauwe relatie heeft met de man die beweert een profeet te zijn.’ 

 Abu Sufyan voegde toe, “Ik antwoordde: ‘Ik ben het  dichtstbijzijnde familielid van hem.’ Hij vroeg, ‘Welke graad van relatie heb je met hem?’Ik antwoorde, ‘Hij is mijn neef,’en er was niemand van de stam van Abd Manaf in de karavaan behalve ik. Heraclius zei, ‘Laat hem dichterbij komen.’ Hij beval toen dan mijn metgezellen dichter achter mijn schouders moesten gaan staan en zei tegen zijn vertaler, ‘Vertel zijn metgezellen dat ik deze man ga vragen over  degene die beweert een profeet te zijn. Als hij een leugen vertelt moeten ze hem direct tegenspreken.” 

Abu Sufyan voegde toe, “Bij Allah! Als het niet voor de schaamte zou zijn dat mijn metgezellen mij brandmerken als een leugenaar, zou ik niet de waarheid over hem hebben gesproken wanneer hij het me vroeg. Maar ik beschouwde het als schandelijk om een leugenaar te worden genoemd door mijn metgezellen, dus vertelde ik de waarheid.”

“Toen zei hij tegen zijn vertaler, ‘Vraag hem tot wat voor soort familie hij behoort.’ Ik antwoordde, ‘Hij behoort tot een nobele familie onder ons.’ Hij zei, ‘Heeft iemand anders onder jullie ooit hetzelfde beweerd voor hem?’ Ik antwoorde, ‘Nee.’ Hij zei, ‘Heb je hem ooit beschuldigd van het vertellen van leugens voor hij beweerde wat hij beweerde?’ Ik antwoorde, ‘Nee.’ Hij zei, ‘Was iemand onder zijn voorvaderen een koning?’ Ik antwoorde, ‘Nee.’ Hij zei, ‘Volgen de nobelen of de armen hem?’ Ik antwoorde, ‘Het zijn de armen die hem volgen.’ Hij zei, ‘Nemen ze ( dagelijks ) toe of af?’Ik antwoorde, ‘Ze nemen toe.’ Hij zei, ‘Is er iemand onder dezen die eerst de religie omarmd  heeft ontevreden geworden en daarna zijn religie weer heeft afgedankt?’Ik antwoorde, ‘Nee.’ Hij zei, ‘Breekt hij zijn beloften?’ Ik antwoorde, ‘Nee, maar we zijn nu in wapenstilstand met hem en we zijn bang dat hij ons misschien verraad.”

Abu Sufyan voegde toe, “Anders dan de laatste zin, kan ik niet iets zeggen dat tegen hem spreekt.”

Heraclius vroeg toen, ‘Hebben jullie ooit een oorlog met hem gehad?’ Ik antwoorde,’Ja.’ Hij zei, ‘Wat was de uitkomst van jullie gevechten met hem?’Ik antwoorde, ‘Soms was hij zegevierend en soms wij.’ Hij zei, ‘Wat beval hij jullie te doen?’ Ik zei, ‘Hij zegt ons om alleen God te aanbidden, en om niets anders te aanbidden naast Hem,  en al datgene dat onze voorvaderen aanbaden te verlaten. Hij beveelt ons te bidden, liefdadigheid te geven,  kuis te zijn, je beloften na te komen en terug te geven wat aan ons is toevertrouwd.’

“Toen ik dat had gezegd, zei Heraclius tegen zijn vertaler, ‘Zeg tegen hem: Ik vroeg je over zijn afkomst en je antwoord was dat hij tot een nobele familie behoorde. In feite, kwamen alle Boodschappers van  de nobelste afkomst van hun naties. Toen vroeg ik jou of iemand anders onder jullie ooit zoiets had beweerd, en jouw antwoord was ontkennend. Als het antwoord bevestigend was geweest, zou ik hebben gedacht dat deze man een bewering volgde die voor hem was gezegd. Toen ik je vroeg of hij ooit beschuldigd was voor het vertellen van leugens, was je antwoord ontkennend, dus nam ik aan dat een persoon die geen leugens vertelt aan mensen nooit een leugen zal kunnen vertellen over God.

Toen vroeg ik je of één van zijn voorvaderen een koning was. Je antwoorde ontkennend,  en als het bevestigend was geweest, zou ik hebben gedacht dat deze man zijn voorouderlijke koninkrijk terug wilde nemen. Toen ik je vroeg of de rijken of de armen hem volgden, antwoorde je dat het de armen waren die hem volgden. In feite: zulke zijn de volgers van de Boodschappers. Toen vroeg ik je of zijn volgers toenamen of afnamen. Je antwoorde dat ze toenamen. In feite, is dit het resultaat van waar geloof tot het is voltooid ( in alle opzichten ).  Ik vroeg je of er iemand die, na het omarmen van zijn religie, teleurgesteld was geraakt en zijn religie had afdankt; jouw antwoord was ontkennend. In feite, is dit het teken van waar geloof,  voor als het plezier binnengaat en volledig vermengt met de harten;  zal niemand hier ontevreden over zijn. Ik vroeg je of hij ooit zijn belofte had gebroken. Je antwoorde ontkennend. En zo zijn de Boodschappers; ze breken nooit hun beloften.  Toen ik je vroeg of je hem ooit had bevochten en of hij jou had bevochten, antwoorde je dat hij dit had gedaan en dat hij soms zegevierend was en soms jij. Waarlijk zulke zijn de Boodschappers; ze worden beproefd en de uiteindelijke overwinning is altijd voor hun. Toen vroeg ik je wat hij jullie had bevolen. Je antwoorde dat hij jullie had bevolen om alleen God te aanbidden en niemand anders naast Hem te aanbidden, om alles dat jullie voorvaderen aanbaden te verlaten, om te bidden, om de waarheid te spreken, om kuis te zijn, om beloftes na te komen, en om terug te geven wat aan je is toevertrouwd. Dit zijn werkelijk de kwaliteiten van een profeet die, (ik ken van de voorgaande Geschriften ) zou vertonen, maar ik wist niet dat hij van onder jullie zou komen. Als dat wat jullie zeggen waar is, zal hij zeer spoedig de aarde onder mijn voeten bezetten, en als ik zou weten dat ik hem beslist zou bereiken, zou ik onmiddelijk gaan om het te ontmoeten; en ware ik bij hem, dan zou ik zeker zijn voeten wassen.”

Abu Sufyan voegde toe, “Heraclius vroeg toen om de brief van de Boodschapper van God en het werd gelezen. De inhoud was als volgt:

Ik begin met de naam van God, de Meest Weldadige, de meest Barmhartige ( Deze brief is ) van Mohammed, de slaaf van God, en zijn Boodschapper, voor Heraclius, de Vorst van de Byzantijnen. Vrede zal zijn met de volgers van leiding. Ik nodig jullie uit tot Islam ( m.a.w. overgave aan God ). Accepteer Islam en je zult veilig zijn; accepteer Islam en God zal jullie een dubbele beloning schenken. Maar als je deze uitnodiging tot Islam afwijst, ben jij verantwoordelijk voor het misleiden van de boeren (m.a.w. jouw natie ).

Zeg : “O Lieden van de Schrift, komt tot een gelijkluidend woord tussen ons en jullie: dat wij niemand dan Allah aanbidden en dat wij niets naast Hem tot deelgenoot maken en dat wij elkaar niet als heren naast Allah plaatsen, “Als zij zich dan afwenden, zeg dan: “Getuig dat wij ons ( aan Allah ) overgegeven hebben.” (3:64)

Abu Sufyan voegde toe, “Toen Heraclius zijn speech had beïndigd, was er een enorm geschreeuw veroorzaakt door de Byzantijnse hoogwaardigheidsbekleders die hem omringden, en er was zo veel lawaai dat ik niet begreep wat ze zeiden. Dus werden we bevolen het hof te verlaten.” “Toen ik naar buiten ging met mijn metgezellen en we alleen waren, zei ik tegen hen, “Waarlijk, Ibn Abi Kabsha’s (maw de Profeet’s ) zaak heeft in kracht toegenomen. Dit is de Koning van de Romijnen die bang is voor hem.’”

Abu Sufyan voegde toe: “Bij God, Ik werd meer en meer zeker dat deze religie zegevierend was tot ik eindigde met de acceptatie van Islam.”                                                                               

              (Bukhari #2782)

 

 



[1] Sommigen vertalen het als “vrede rust op hem’.  Deze vertaling is onjuist; de correcte vertaling is, ‘moge Allah hem verheffen, en hem en zijn huishouden veiligheid geven en beveiligen voor iedere nadelige zaak’.

[2] Islam is een manier van leven, welke beide prive en publiek is. Het is een inclusieve term en betekent: daden van aanbidding, politieke praktijken, en een gedetailleerde code van gedrag, inclusief hygiëne of etiquette zaken.  

[3] Deze term verwijst naar de volgende meningen, “onbeschaafd”, of “spreker van een buitenlandse taal”.    

[4] Republic for Aristotle volume 1. 

[5] Book 1, chapter V of ‘The Politics’. 

[6] Letterlijk betekent het een Heiden die een “inwonende vreemdeling’ is onder de Joodse wet.   

[7] Het woord vertaald als religie is ‘Deen’, welke in het Arabisch algemeen verwijst naar een manier van leven.    

[8] Uitgesproken “Ra'dee-Allah'who an'who”, betekent: ‘moge Allah tevreden met hem zijn’.  

[9] Het Arabische woord voor Heer is ‘Rubb’. Het betekent, de Schepper, de Vormer, de Voorziener, de Ene van Wie alle schepselen afhankelijk zijn voor hun middelen van levensonderhoud, en de Ene Die leven geeft en dood veroorzaakt.

[10] M.a.w., gunsten, verzoeken en rechten opeisen.

[11] M.a.w., vrees Allah in aanzien van relaties van verwantschap.

[12] Wanneer gebruikt in samenhang met Allah’s attributen, komt het woord “ooit” veelvuldig voor in deze Surah en elders, zoals in Surah al-Ahzab ) is heel inadequaat  in het bijbrengen van het gevoel  van voortzetting uitgedrukt door het word “kana” in het Arabisch, welke “altijd was, is, en altijd zal zijn” aangeeft.

[13] M.a.w., met betrekking tot Zijn creatie van hem.

[14] Valse voorwerpen van aanbidding.

[15] 20 Bukhari. 

[16] Bukhari

[17] Dit betekent dat de hadith ondermeer in Bukhari en Muslim voorkomt. 

[18] Dhi Yazen was een koning voor de komst van Islam. 

[19] Niemand wordt verantwoordelijk gesteld voor de daden of intenties van een ander. Dat wordt overgelaten aan Allah’s oordeel.

[20] De namen van twee afgoden die aanbeden werden voor de  Isalm.

[21] De namen van drie afgoden die aanbeden werden voor de Islam.

[22] Dit is een historische regio in het Midden Oosten grenzend aan de Middellandse Zee. Het betreft de moderne staten van Syrië, Libanon, Palestina, en Jordanië .