De Profeet Jezus in de Qur’an

De Profeet Jezus in de Qur’an


De Profeet Jezus  in de Qur’an


المسيح عليه السلام في القرآن باللغة الهولندية


Auteur:
Abd Ar-Rahman bin Abd Al-Karim Ash-Sheha
د. عبد الرحمن بن عبد الكريم الشيحة


Vertaald:
EUROPEAN ISLAMIC RESEARCH CENTER (EIRC)
المركز الأوروبي للدراسات الإسلامية
& hanke oliekan

www.islamland.com
 
 
Inhoudsopgave
Inleiding                                
Het eerste van de schepping                        
De schepping van de hemelen en de aarde                
De wijsheid achter de schepping van de mens            
De noodzaak voor Boodschappers                    
De grote Profeten van God                        
De behoefte van mensen aan Profeten en Boodschappers        
De wijsheid van God bij het kiezen van Zijn Profeten         
De schepping Adam, de vader van de mensheid            
De verbanning van Adam en zijn vrouw uit Jannah (het Paradijs)    
De Profeet Noah (Nuh)                         
De Profeet Abraham (Ibrahim)                     
De Profeet Mozes (Musa)                        
De Profeet Mohamed                         
Jezus, de Boodschapper van God                    
De familie van Imran                            
Maria, de moeder van Jezus                        
De Profeet Jezus                            
Zijn geboorte                                
De menselijke aard van Jezus                        
Het profeetschap van Jezus                        
De beschrijving van Jezus                        
De fysieke kenmerken van Jezus                    
Jezus  en de Anti-Christ                        
De wonderen van de Profeet Jezus                    
De Profeet Jezus en zijn afwijzing van Shirk (polytheïsme)        
De blijde boodschap van de Profeet Jezus over de komst van de
Profeet Mohamed                            
De positie van de Rabbijnen en de Priesters jegens de Profeet Mohamed     
De eigenschappen van de volgers van Jezus                
De opstijging van de Profeet Jezus naar de Hemelen            
De terugkeer van de Profeet Jezus                    
Conclusie                                        
 
Beste lezer,
De Islam is een complete en alomvattende Goddelijke religie en manier van leven. Het omvat een complete ethische code voor een gelukkig leven en een rustig en vredig leven na de dood.
De Islam is puur en vrij van onvolkomenheden, tekortkomingen en schadelijke effecten. Het is een perfecte manier van leven.
Enig afwijkend of abnormaal gedrag gezien bij een moslim, heeft niets te maken met de Islam. De reden voor zulk slecht gedrag is te wijten aan een slechte kennis van het geloof zelf of aan een zwak geloof dat leidde tot zulk afwijkend gedrag.
De Islam mag nooit beoordeeld worden op basis van het gedrag en de houding van bepaalde individuen.

Inleiding
Wat geloven moslims wanneer het gaat over de Profeet Jezus  ? Wordt hij door moslims vereerd en gerespecteerd? Vandaag de dag zijn de media verantwoordelijk voor het verspreiden van een negatief beeld van de Islam. Daardoor lijkt het alsof de Islam een religie is van haat en intolerantie. In werkelijkheid zal een ieder die een praktiserende moslim heeft ontmoet, weten dat zij zeer vreedzame en tolerante mensen zijn.
Het geloofssysteem van de Islam laat duidelijk zien dat het een geloof is van tolerantie. Een basisprincipe waar de moslim zich aan houdt, is het geloof in alle Profeten en Boodschappers die God heeft gezonden. Verhalen over ieder van hen zijn te vinden in de Qur’an en in de Profetische Tradities. Voordat we ons verdiepen in de details van het levensverhaal van Jezus , is het belangrijk om eerst een korte inleiding te geven over de reden achter de schepping van de mens en de belangrijke rol van spirituele leiding in ons leven.
In het algemeen is spirituele leiding van essentieel belang om de balans in alle aspecten van ons leven te behouden. De Qur’an is een Goddelijk geschrift dat is geopenbaard aan de Profeet Mohammed  , die de laatste is van alle Profeten en Boodschappers. Vanwege dit feit, heeft de Islam een aantal wezenlijke kenmerken. Het is een alomvattende religie, van toepassing op mensen van alle tijden, overal en altijd. De Islam is van toepassing op alle menselijke problemen. Het is niet zomaar een religie, maar een complete manier van leven.
Een ander wezenlijk kenmerk van de Islam is dat het een religie is van gezond verstand en logica. Laten we een aantal voorbeelden bekijken om dit punt te illustreren. Als moslims geloven wij dat God de Schepper is van alles en dat Hij geen partner heeft. De Boodschapper van de Islam, Mohammed , vertelde over de stadia van de schepping. Dit wordt overgeleverd door zijn metgezel, Imran bin Husain  die zei:
“Er kwamen mensen uit Yemen die zeiden: ‘O Boodschapper van Allah, we zijn bij U gekomen om te leren over de Dien , dus vertel ons over het eerste ding dat geschapen werd!’ Hij zei: ‘Allah was er altijd en niets was met Hem. Zijn Troon was boven het water en alle dingen die zouden gaan gebeuren, werden opgeschreven en toen werden de hemelen en de aarde geschapen.’”
God was er altijd maar zijn Schepping niet. Die had een zeker begin. God, de Verhevene, zegt:
Hij is de Eerste en de Laatste, Az Zhâhir (Hij die in grootheid alles overtreft) en Al Bâthin (de Onwaarneembare). En Hij is Alwetend over alle zaken. (Qur’an 57:3)
God was de Eerste. Niets was er voor Hem. Hij gaf de gehele schepping het bestaan. Hij lijkt op niets in Zijn schepping. Er zijn geen gelijkenissen tussen Hem en ons. God, de Verhevene, zegt:
Niets is aan Hem gelijk. En Hij is de Alhorende, de Alziende. (Qur’an 42:11)
God heeft duidelijk gemaakt aan ons dat het onmogelijk is om Hem te beschrijven en dat niemand Zijn grootsheid kan bevatten. Dit alleen al wekt ontzag en bevestigt ons geloof in Zijn uniciteit en de noodzaak om alleen Hem te aanbidden. God, de Verhevene, zegt:
Hij weet wat vóór hen is en wat achter hen is, en zij kunnen Hem met kennis niet omvatten. (Qur’an 20:110)
Alles behalve God is een geschapen ding, gecreëerd door God zelf. Hij heeft deze creaties geschapen uit niets. God, de Verhevene, zegt:
Dat is Allah, jullie Heer, de Schepper van alle dingen, geen god is er dan Hij. Waarom worden jullie dan belogen? (Qur’an 40:62)
Eén van de belangrijke dingen die een moslim gelooft, is dat Allah schept wat Hij wil en doet zoals Hij wil. Niets kan de beslissingen van God tegenhouden. God, de Almachtige, zegt:
En jouw Heer schept wat Hij wil en Hij verkiest (wie Hij wil). Het is niet aan hen om te kiezen. Heilig is Allah en Verheven boven wat zij aan deelgenoten (aan Hem) toekennen. (Qur’an 28:68)
Allah schept niet zonder doel, noch laat Hij Zijn creatie zonder leiding. Geen enkel schepsel in het universum is geschapen zonder dat er een goddelijke wijsheid en doelstelling achter schuilt. Soms kennen we die wijsheid, soms niet. De moderne wetenschap is er in vele gevallen in geslaagd om die wijsheid te ontrafelen waar het aanvankelijk leek alsof er geen doel bestond.

Het eerste van de schepping
De Qur’an, wat het woord van God is, verklaart aan ons dat de wereld is geschapen uit het niets. God, de Verhevene, zegt:
(Hij is) de Voortbrenger van de hemelen en de aarde. En wanneer Hij een besluit over een zaak heeft genomen, dan zegt Hij er slecht tegen: ‘Wees’, en het is. (Qur’an 2:117)
De Boodschapper van God  vertelde ons dat water het eerste was dat God schiep. Water wordt overal in de schepping gevonden. Allah schiep dit met Zijn kracht. In de Profetische Traditie staat:
Alles is geschapen van water. (Ibn Hibban)

De schepping van de hemelen en de aarde
Allah laat ons weten in de Qur’an dat hij de hemelen en de aarde in zes dagen heeft geschapen. God was niet uitgeput, noch ondervond hij moeite bij de schepping hiervan. Hij, de Verhevene, zegt:
En voorzeker, Wij hebben de hemelen en de aarde en wat ertussen is in zes dagen (perioden) geschapen, en vermoeienis raakte ons niet. (Qur’an 50:38)
God had dit zonder moeite in een klein moment kunnen doen. God, de Verhevene, zegt:
Aan Allah behoort het verborgene van de hemelen en de aarde. En de zaak van het Uur is slechts een oogwenk of het is sneller. Voorwaar, Allah is Almachtig over alle zaken. (Qur’an 16:77)
Als God dit had kunnen creëren in een oogwenk, waarom heeft hij dat dan niet gedaan? Imam Ibn al-Jozi, moge God genade met hem hebben, gaf inzicht in deze zaak. Hij zei:
1.    God wilde zijn oneindige wijsheid achter de schepping laten zien. Als Hij alles dat bestaat heel snel had geschapen, dan had Hij Zijn kracht gedemonstreerd. Maar als Hij het langzaam zou doen, dan zou Hij Zijn wijsheid tonen.
2.    God wilde zijn dienaren het belang van geduld laten zien.
Een andere geleerde, Al-Qurtubi, gaf nog een andere reden. Hij zei: “God creëerde de hemelen en de aarde in zes dagen om te laten zien dat alles een bepaalde duur heeft in het leven.”
God, de Verhevene, zegt:
Zeg (O Mohamed): “Jullie geloven zeker niet in Hem, Die de aarde in twee dagen (perioden) heeft geschapen? En kennen jullie Hem deelgenoten toen? Dat is de Heer der Werelden!” En Hij maakte bergen op haar en Hij zegende haar en Hij bepaalde de maat (van alle voorzieningen) in vier volle dagen (perioden), voor alle vragenden. Daarna wendde Hij Zich tot de hemel die een nevel was en Hij zei tot haar en tot de aarde: “Komt tot Ons, gewillig of ongewillig.” Zij (de hemelen en de aarde) zeiden: “Wij zijn gewillig gekomen.” En Hij vervolmaakte hen, de zeven hemelen, in twee dagen (perioden) en Hij openbaarde in alle hemelen hun beschikking. En Wij versierden de nabije hemel met sterren, als een bescherming (tegen de Satan). Dat is de ordening van de Almachtige, de Alwetende. (Qur’an 41: 9-12)
Sayyid Qutub, moge God genade met hem hebben, zei: “De twee dagen waarin God de aarde creëerde en de twee waarin hij de bergen creëerde en Zijn beschikking voor ieder bepaalde, zijn inderdaad van Zijn dagen. Hun lengte is ons onbekend. Het zijn niet simpelweg intervallen van 24 uur zoals we nu gewend zijn. Deze dagen kunnen de perioden zijn waarin de aarde gevormd en ontstaan is. Allah weet het het beste.

De wijsheid achter de schepping van de mens
Nu we hebben gesproken over de schepping van de aarde, dient zich een aantal belangrijke vragen aan: Wat is het belang van de schepping van de mens? Wat is het doel achter deze schepping? God verklaart dat in Zijn woorden:
En ik heb de Djinn’s en de mens slechts geschapen om mij te dienen. Ik wens geen voorziening van hen, en ik wens niet dat zij mij voeden. Voorwaar, Allah is de Voorziener, de Bezitter van sterke kracht. (Qur’an 51: 56-58)
Dit leven is niet, zoals de atheïsten beweren, zonder wederopstanding, verantwoording of vergelding. Het is niet eeuwigdurend. Het is slechts een tijdelijke fase. God, de Verhevene, zegt:
En zei zeiden: “Er is niets dan ons wereldse leven, wij sterven en wij leven, en niets vernietigt ons dan de tijd.” Maar zij hebben daarover geen kennis, zij vermoeden slechts. (Qur’an 45:24)
Hoe moeilijk moet het wezen voor iemand om zijn leven te leven zonder doel! Zoals elk individu behoefte heeft aan bevredigende, natuurlijke menselijke noden, is er ook behoefte aan spirituele bevrediging. Dit kan niet worden vervuld behalve als men leert over God. Kennis over God kan niet worden opgedaan uit enkel je eigen verstand en omgeving. Je moet je wenden tot de Goddelijke Geschriften. Het is belangrijk dat je begrijpt dat de atheïstische benadering van het leven niet het resultaat is van de huidige technologische vooruitgang. Het is een stokoud geloof dat al sinds mensenheugenis wordt hooggehouden. Door de eeuwen heen wordt het doorgegeven door degenen die geen geloof hebben. God, de Verhevene, zegt:
En Wij stuurden hen een Boodschapper van onder hen (die zei:) “Aanbidt Allah. Er is geen andere god voor jullie dan Hij, waarom vrezen jullie (Allah) niet?” En de vooraanstaanden van zijn volk, die niet geloofden, en die de ontmoeting in het Hiernamaals loochenden en die Wij de weelde van het wereldse leven gaven, zeiden: “Deze (man) is slechts een mens zoals jullie, hij eet van wat jullie eten en hij drinkt van wat jullie drinken. En als jullie mensen volgen die zoals jullie zijn: voorwaar, dan behoren jullie zeker tot de verliezers. Belooft hij jullie dat wanneer jullie dood zijn en tot stof en beenderen zijn geworden, dat jullie dan opgewekt worden? Ver, ver weg is wat aan jullie beloofd is. Ons leven is slechts op de wereld, wij gaan dood en wij leven en wij zullen niet opgewekt worden.” (Qur’an 23: 32-37)

De noodzaak voor Boodschappers
Uit historisch bewijsmateriaal weten we dat het gehele menselijk ras is begonnen als één natie die op één plek woonde. Maar toen het aantal mensen toenam, begonnen ze zich te verspreiden naar andere gebieden. God, de verhevene, zegt:
En de mensheid behoorde slechts tot één godsdienst, maar zij waren het oneens met elkaar. En ware het niet dat er een Woord van jouw Heer was vooruitgegaan, dan zou er tussen hen zeker reeds zijn beslist over dat waarover zij het met elkaar oneens zijn. (Qur’an 10:19)
Het resultaat van de verhuizing naar verschillende regio’s van de wereld was de vorming van tradities en talen die ons vandaag de dag van elkaar doen verschillen. Naarmate de creatie zich verder verspreidde, stuurde God naar elke groep mensen een profeet om hen te helpen herinneren aan de boodschap van de eenheid van God.
Zeker, God is genadig. Hij zou nooit mensen bestraffen, behalve nadat Hij een Profeet had gezonden om hen de boodschap te verduidelijken. De Profeten en Boodschappers waarschuwden hun volk niet af te dwalen van de juiste weg. Geen enkel volk uit het verleden was zonder waarschuwer gelaten. God, de Verhevene, zegt:
Voorwaar, Wij hebben jou met de waarheid gezonden, als een verkondiger van verheugende tijdingen en als waarschuwer. En er was geen volk, of er verkeerde onder hen een waarschuwer. (Qur’an 32:24)
Allah stuurde Profeten en Boodschappers om de mensen terug te brengen naar de Boodschap van Tawhied (het geloof in de Eénheid van God). God, de Verhevene, zegt:
En voorzeker, Wij hebben aan iedere gemeenschap een Boodschapper gezonden (die zei:) “Aanbidt Allah en houdt afstand van de Taghut .” En er zijn er onder hen die Allah leidde en er zijn er die Hij tot dwaling veroordeelde. Reist dus op de aarde rond en zie hoe het einde was van de loochenaars. (Qur’an 16:36)
Allah stuurde deze Profeten en Boodschappers zodat geen enkel volk een excuus zou hebben tegen de beslissing van God over hen in het Hiernamaals. God, de Verhevene, zegt:
(Wij zonden) Boodschappers als brengers van verheugende tijdingen en als waarschuwers opdat de mens geen excuus tegenover Allah zou hebben na de Boodschappers. En Allah is Almachtig, Alwijs. (Qur’an 4:165)
Alle Profeten en Boodschappers waren mensen. Zij hadden geen goddelijke eigenschappen of bovenmenselijke krachten. God hielp hen met wonderen. God, de Verhevene, zegt:
En Wij zonden geen Boodschappers vóór jou, of zij aten voedsel en zij gingen op de markten rond. En Wij hebben sommigen van jullie tot een beproeving voor anderen gemaakt: zullen jullie geduld hebben? En jouw Heer is Alziende. (Qur’an 25:20)
Allah verduidelijkt dit om ervoor te zorgen dat niemand enige twijfel zal hebben over hun aard. God, de Almachtige, zegt:
En voorzeker, Wij hebben Boodschappers vóór jou gezonden. En Wij maakten voor hen echtgenoten en nakomelingen. En het is niet voor de Boodschapper om een vers te brengen, tenzij met verlof van Allah. Voor elke periode is er een boek. (Qur’an 13:38)
De Profeten en Boodschappers hadden geen macht om de zaken van het universum te controleren. Ze hadden geen macht over hun eigen bescherming. God, de Verhevene, zegt over de Profeten en de Boodschappers:
Zeg: ‘Ik heb geen macht om voor mijzelf iets van nut te verwerven of schade af te wenden, behalve wat Allah wil. En als ik het onwaarneembare kende, dan zou ik het goede vermeerderd hebben en zou het kwade mij niet hebben getroffen. Ik ben niets dan een waarschuwer en een verkondiger van verheugende tijdingen voor een gelovig volk.’ (Qur’an 7:188)

De grote Profeten van God
Alle Profeten en Boodschappers werden gezonden met één Boodschap. God zegt:
Of hebben zij naast Hem goden genomen? Zeg (O Mohamed): ‘Brengt jullie bewijs, dat is de Vermaning van degenen met mij en vóór mij.’ Maar de meesten van hen kennen de Waarheid niet, daarom keren zij zich af. En Wij stuurden niet één van de Boodschappers vóór jou, of Wij openbaarden aan hem dat er geen andere god is dan Ik, aanbidt Mij daarom. (Qur’an 21:24-25)
Het geloof in de Eenheid van God was de centrale boodschap die door alle Profeten en Boodschappers aan hun respectievelijke volkeren werd gebracht. Allah, de Verhevene, zegt:
Hij heeft jullie de godsdienst uitgelegd: wat Hij ervan heeft opgedragen aan Nuh (Noah), en hetgeen Wij aan jou geopenbaard hebben en wat Wij ervan aan Ibrahim (Abraham) en Musa (Mozes) en Isa (Jezus) hebben opgedragen: dat jullie de godsdienst onderhouden en dat jullie daarover niet verdeeld raken. Het is een zware taak voor de veelgodenaanbidders, waartoe jullie hen oproepen. Allah kiest voor Zich wie Hij wil en Hij leidt naar Zich wie terugkeert. (Qur’an 42:13)

De behoefte van mensen aan Profeten en Boodschappers
Zoals we eerder meldden, hebben mensen behoefte aan Profeten en Boodschappers, net zoals ze behoefte hebben aan eten en drinken om te overleven. De geleerde Ibn al-Qayyim, moge Allah genade met hem hebben, zei:
“Er is geen pad naar geluk en succes behalve via wat de Boodschappers ons hebben gegeven. Het is alleen maar mogelijk om een onderscheid te maken tussen goed en slecht door wat de Boodschappers aan ons hebben overgebracht (openbaringen) van God. Rechtgeleide mensen onderscheiden zich van anderen door hun gehoorzaamheid aan de Boodschap. De noodzaak om de Boodschap te kennen, is belangrijker dan het vinden van eten en drinken. Rechte leiding is voor mensen even belangrijk als water voor een walvis. Zonder water zou de walvis sterven. Op dezelfde manier zal niemand werkelijk beseffen hoe belangrijk geestelijke leiding is voor de mens tenzij het gaat om iemand met een hart dat leeft.”

De wijsheid van God bij het kiezen van Zijn Profeten
De Boodschap en het profeetschap zijn goddelijke geschenken die God geeft aan wie Hij wil. Het wordt niet gegeven aan iemand op basis van afkomst, autoriteit of maatschappelijke positie. God, de Verhevene, zegt:
Allah kiest uit de Engelen gezanten en uit de mensen (Boodschappers). Voorwaar, Allah is Alhorend, Alziend. (Qur’an 22:75)
Niemand zou enige jaloezie moeten tonen richting de Profeet Mohamed  vanwege de boodschap die hij kreeg. God, de Verhevene, zegt:
Of zijn zij jaloers op de mensen vanwege wat Allah hen van Zijn gunst heeft gegeven? Waarlijk, Wij gaven de familie van Ibrahim de Schrift en de Wijsheid en Wij gaven hem een geweldig koninkrijk. (Qur’an 4:54)
De Profeten van God verschillen van elkaar in rang en superioriteit. Ze zijn niet aan elkaar gelijk in termen van verdiensten. God, de Verhevene, zegt:
Dat zijn de Boodschappers van wie Wij sommigen boven anderen bevoorrecht hebben, onder hen zijn er tot wie Allah gesproken heeft, en sommigen van hen heeft Hij enkele graden verheven. En Wij hebben aan Isa, de zoon van Maryam (Maria), duidelijke Tekenen gegeven en Wij hebben hem met de Heilige Geest (Jibril/Gabriël) versterkt. Als Allah het gewild had, hadden degenen na hen niet met elkaar gevochten nadat de duidelijke Tekenen tot hen waren gekomen, maar zij twistten: sommigen geloofden en sommigen waren ongelovig. En als Allah het gewild had, hadden zij niet met elkaar gevochten, maar Allah doet wat Hij wil. (Qur’an 2:253)

De schepping van Adam, de vader van de mensheid
Allah heeft verordend dat degenen die Hij kiest, de aarde zullen bewonen. Zij zullen het land bewerken en erop bouwen. Zij worden getest op het materiële vlak zodat het duidelijk wordt wie gehoorzaam en vroom is en wie onwaardig blijkt te zijn. God, de Verhevene, zegt:
En toen jouw Heer tot de Engelen zei: “Voorwaar, Ik zal op aarde een gevolmachtigde aanstellen,” zeiden zij: “Gaat U daarop iemand aanstellen die daarop verderf zal zaaien en bloed zal vergieten, terwijl wij U roemen met Uw lofprijzing en wij U heiligen?” Hij zei: “Voorwaar, Ik weet wat jullie niet weten.” (Qur’an 2:30)
De autoriteit die God eerst op aarde aanstelde, was de Profeet Adam, de vader van de mensheid. God schiep Adam op een vrijdag, zoals is vermeld in de Profetische Traditie:
De beste dag waarop de zon opgaat, is vrijdag. Op die dag schiep God Adam en op die dag werd hij toegelaten tot de Hemel en op die dag werd hij eruit verbannen, en het Laatste Uur zal plaatshebben op een vrijdag. (Muslim)
Om deze reden heeft God de vrijdag uitgekozen als de wekelijkse vrije dag voor de moslims. Vanwege de hoge status van Adam, beval Allah de engelen voor hem te buigen om hem respect en eer te tonen. Alle engelen deden dat onmiddellijk. Satan, die in het gezelschap verkeerde van de engelen, weigerde voor hem te buigen. Arrogantie en trots weerhielden hem ervan het bevel van God te gehoorzamen. God, de verhevene, zegt hierover:
(Gedenk) Toen jouw Heer tot de Engelen zei: “Voorwaar, Ik schep een mens uit aarde. En Ik vervolmaak hem, en blaas hem van de Geest in.” Toen knielden zij zich voor hem neer. Toen knielden alle Engelen tezamen neer. Behalve Iblis, hij was hoogmoedig en hij behoorde tot de ongelovigen. Hij (Allah) zei: “O Iblis, wat heeft jou ervan weerhouden om neer te knielen toen Ik met Mijn beide Handen had geschapen (Adam)? Was jij hoogmoedig, of behoorde jij tot de hooghartigen?” Hij zei: “Ik ben beter dan hij. U heeft mij uit vuur geschapen, terwijl U hem uit aarde heeft geschapen.” Hij (Allah) zei: “Ga dan weg uit haar (het Paradijs): voorwaar, jij bent een verworpene. En voorwaar, op jou rust Mijn vervloeking, tot de Dag des Oordeels.” Hij (Iblis) zei: “Mijn Heer, geef mij uitstel tot de Dag waarop zij zullen worden opgewekt.” Hij (Allah) zei: “Voorwaar, jij behoort dan tot hen aan wie uitstel is gegeven. Tot de Dag van de vastgestelde tijd.” Hij (Iblis) zei: “Bij Uw eer dan, ik zal hen zeker allen misleiden. Behalve Uw dienaren onder hen die zuiver zijn in hun aanbidding.” Hij (Allah) zei: “De Waarheid, en Ik spreek de Waarheid. Ik zal zeker De Hel vullen met jou en met degenen onder hen die jou volgen, tezamen.” (Qur’an 38:71-85)
God, door Zijn wijsheid, beschikte dat Adam en zijn nakomelingen de aarde zouden bewonen. Daarna schiep God Eva, de vrouw van Adam.

 
De verbanning van Adam en zijn vrouw uit Jannah (het Paradijs)
Toen de Duivel weigerde te buigen voor Adam, bezegelde hij zijn eigen lot. Hij liet God weten dat hij de kinderen van Adam zou misleiden en hen mee zou lokken naar de kwade verblijfplaats, de Hel. God vertelt ons hierover:
(Gedenkt) toen jouw Heer tot de Engelen zei: “Voorwaar, ik zal een mens scheppen van klei, uit zwart slijk gevormd.” Toen Ik hem vervolmaakt had en Mijn (geschapen) Geest erin geblazen had, toen knielden zij (de Engelen) voor hem. En toen knielden de Engelen gezamenlijk. Behalve Iblis, hij weigerde te behoren tot de knielenden. Hij (Allah) zei: “O Iblis, wat is er met jou dat jij niet bij de knielenden behoort?” Hij (Iblis) zei: “Ik zal niet knielen voor een mens die U heeft geschapen uit klei, uit zwarte slijk gevormd.” Hij (Allah) zei: “Ga eruit (het Paradijs), voorwaar, jij bent een vervloekte! En voorwaar, de vervloeking rust op jou tot de Dag des Oordeels.” Hij (Iblis) zei: “Mijn Heer, schenk mij dan uitstel tot de Dag waarop zij zullen worden opgewekt.” Hij (Allah) zei: “Voorwaar, jij behoort tot degenen die uitstel kregen. Tot de Dag van het vastgestelde tijdstip.” Hij (Iblis) zei: “Mijn Heer, omdat U mij heeft doen dwalen, zal ik voor hen (hun slechte daden) zeker schoonschijnend maken op de aarde, en ik zal hen zeker allen doen dwalen. Behalve Uw dienaren, onder hen die oprecht zijn.” (Qur’an 15:28-40)
De vijandschap tussen Adam en Iblis begon vanaf het moment dat Adam werd geschapen. Iblis lag op de loer voor hem en liet geen manier onbeproefd om Adam ongehoorzaam te laten worden aan de bevelen van Allah. Toen Iblis erachter kwam dat God Adam had verboden om van een zekere boom te eten, overtuigde hij zowel Adam als zijn vrouw om er toch van te eten. Adam en Eva werden verbannen uit het Paradijs. Ze toonden beiden berouw en hadden spijt van wat ze hadden gedaan. God accepteerde hun berouw. God, de Verhevene, zegt:
En toen wij tegen de Engelen zeiden: “Werpt jullie neer voor Adam,” wierpen zij zich neer, behalve Iblis, hij weigerde. Daarop zeiden Wij: “O Adam, voorwaar, dit is zeker een vijand van jou en van jouw vrouw. Laat hem daarom jullie niet uit het Paradijs verdrijven, want dan zal jij zeker ongelukkig worden. Voorwaar, daarin is voor jou geen honger en jij bent er niet naakt. Jij hebt er zeker geen dorst en jij wordt er niet blootgesteld aan hitte.” Maar de Satan fluisterde hem in, en zei: “O Adam, zal ik jou de eeuwige boom wijzen en een koninkrijk dat niet vergaat?” Vervolgens aten zij daarvan, zodat hun schaamte zichtbaar werd en zij begonnen zich te bedekken met bladeren van het Paradijs; en zo was Adam zijn Heer ongehoorzaam en dwaalde hij. Daarna koos zijn Heer hem uit en Hij aanvaardde zijn berouw en leidde (hem). Hij (Allah) zei: “Daalt hieruit af, tezamen, onder jullie zal de één de vijand zijn van de ander. Maar als van Mij leiding tot jullie komt: wie Mijn Leiding volgt, dwaalt niet en is niet ongelukkig. En hij die zich afwendt van Mijn Vermaning: voorwaar, er zal dan voor hem een benauwd leven zijn. En Wij zullen hen verzamelen op de Dag der Opstanding, in blinde toestand. (Qur’an 20:116-124)
Toen de Duivel (Iblis) uit de Hemel was verdreven en Adam was verbannen vanwege zijn ongehoorzaamheid, bleven de nakomelingen van Adam gehoorzaam aan Allah en zij aanbaden alleen Hem. Na tien generaties begonnen de mensen te falen en hiervan af te wijken. Toen stuurde God Profeten en Boodschappers om de mensen te leiden naar het pad van God. De eerste Boodschapper die God stuurde, na Adam, was de Profeet Noah . Gedurende zijn tijd als profeet werd polytheïsme de norm. God, de Verhevene, zegt:
Nuh (Noah) zei: “Mijn Heer, zij gehoorzamen mij niet, en zij volgen degene wiens bezit en kinderen voor hen slechts verlies vermeerdert. En zij beraamden een grote list. En zij zeiden: ‘Verlaat jullie goden niet en verlaat Wadd niet, en niet Suwa’, en niet Yaghuth en Ya’uq en Nasr.’ En waarlijk, zij deden velen dwalen. En (O Allah) doe voor de onrechtplegers slechts de dwaling toenemen.” (Qur’an 71:21-24)
De beste Profeten en Boodschappers zijn de vijf die bekend staan als Ulul’Azm . Dit zijn:
1.    De Profeet Noah 
2.    De Profeet Mozes 
3.    De Profeet Abraham 
4.    De Profeet Jezus 
5.    De Profeet Mohamed 

De Profeet Noah (Nuh) 
Hij is de eerste Boodschapper die door God werd gestuurd. Hij werd gestuurd nadat zijn volk was begonnen met Shirk (polytheïsme). Hun toestand verslechterde langzaam maar zeker en zij vergaten de principes van hun geloof die zij hadden ontvangen van hun voorouders die het credo van de Islam wel in ere hielden. God, de Verhevene, zegt:
Voorwaar, Wij hebben Nuh tot zijn volk gezonden (en zeiden tot hem): “Waarschuw jouw volk voordat er een pijnlijke bestraffing tot hen komt.” (Qur’an 71:1)
Zij aanbaden vijf afgoden: Wudd, Suwa, Yaghooth, Ya’ooq en Nasr. Allah, de Verhevene, verklaart hun namen in de Qur’an als Hij zegt:
En zei zeiden: “Verlaat jullie goden niet en verlaat Wadd niet, en niet Suwa’, en niet Yaghuth en Ya’uq en Nasr.” (Qur’an 71:23)
De Profeet Noah was zeer vroom en rechtschapen. Hij riep zijn volk geduldig op tot rechtschapenheid en gebruikte daarbij verschillende methoden. God, de Verhevene, zegt:
Hij (Nuh) zei: “Mijn Heer, ik heb mijn volk dag en nacht opgeroepen. Maar mijn oproep deed hun vluchten (van de Waarheid) slechts toenemen. En voorwaar, telkens wanneer ik hen opriep opdat U hen zou vergeven, stopten zijn hun vingers in hun oren en bedekten zij (hun gezichten) met hun kleding en bleven zij uiterst hoogmoedig. Toen heb ik hen waarlijk met een harde stem opgeroepen. Vervolgens heb ik hen waarlijk openlijk toegesproken en hen vertrouwelijk toegesproken, heimelijk.” Toen zei ik: “Vraagt jullie Heer om vergeving: voorwaar Hij is Vergevingsgezind.” (Qur’an 71:5-10)
Ondanks als zijn moeite keerden velen van zijn volk zich af en zij verwierpen de Boodschap. Slechts een klein aantal volgde hem en de ongelovigen onder zijn volk gingen door met hun ongeloof en slechte gewoontes. Daarom stuurde Allah hen geen regen. Noah vertelde hen dat er regen zou komen als zij weer zouden geloven. Toen geloofden ze weer. Maar snel daarna keerden ze terug naar hun ongeloof. Na vele jaren oproepen tot het pad van Allah zonder succes, keerde hij zich tenslotte tot Allah en zei:
“Mijn Heer, laat op de aarde geen enkele ongelovige in leven. Voorwaar, als U hen (in leven) laat, zullen zijn Uw dienaren doen dwalen en zij brengen niets voort dan losbandige ongelovigen.” (Qur’an 71: 26-27)
Allah beantwoordde zijn smeekbede en Hij beval hem een ark te bouwen. Noah was een goede timmerman en degenen die geloofden in de Boodschap, hielpen hem. Toen de ark klaar was, beval God de Profeet Noah om van elke diersoort een paar te verzamelen (een mannetje en een vrouwtje). Toen beval God de hemelen om te gaan regenen en de aarde om het water los te laten dat erin zat. God, de Verheven, zegt:
Vóór hen loochende het volk van Nuh, zij loochenden Onze dienaar, en zij zeiden: “Een bezetene!” En hij werd verbannen. Waarop hij zijn Heer aanriep (en zei) “Ik ben verslagen, help mij daarom.” Wij openden toen de poorten van de hemel met neergietend water. En Wij deden bronnen uit de aarde barsten, waarna de wateren elkaar ontmoetten volgens een beschikking die waarlijk bepaald was. En Wij droegen hem op een vaartuig van planken en (houten) pinnen. Dat voer onder Ons toezicht, als beloning voor degene die werd verworpen. En voorzeker, Wij lieten het achter als een teken, is er dan iemand die er lering uit trekt? (Qur’an 54:9-15)
De Profeet Noah had drie kinderen: Saam, de vader van de Arabieren en de Persen, Haam, de vader van de Afrikaanse rassen en Yaafith, de vader van de Aziatische rassen.

 
De Profeet Abraham (Ibrahim) 
Hij staat bekend als Khalil ar-Rahman (degene die God koos voor Zijn Liefde). Zijn oudste zoon was de Profeet Ismail en zijn tweede zoon was Ishaq (Izaäk). Uit hun nakomelingen kwam de meerderheid van de Profeten en Boodschappers. Allah, de Verhevene, zegt:
Alle lof zij Allah, die mij Ismail en Ishaq geschonken heeft, ondanks mijn ouderdom. Voorwaar, mijn Heer verhoort zeker de smeekbeden. (Qur’an 14:39)
Allah koos hem om Zijn Boodschap te brengen. De Profeet Abraham  woonde in een gemeenschap van polytheïsten. Zij waren afgodendienaren en aanbaden de sterren. Allah, de Verhevene, zegt:
En (gedenkt) toen Ibrahim tot zijn vader Azar zei: “Neem jij afgodsbeelden tot goden? Voorwaar, ik zie dat jij en jouw volk duidelijk in dwaling verkeren.” En zo lieten Wij Ibrahim het koninkrijk der hemelen en der aarde zien opdat hij tot de overtuigden zou behoren. En toen de nacht hem omhulde, zag hij een ster, hij zei: “Dit is mijn Heer.” Maar toen hij onderging, zei hij: “Ik hou niet van degenen die ondergaan.” En toen hij de maan zag opkomen, zei hij: “Dit is mijn Heer.” Maar toen hij onderging, zei hij: “Tenzij mij Heer mij leidt, zal ik zeker tot het dwalende volk behoren.” En toen hij de zon zag opgaan, zei hij: “Dit is mijn Heer, deze is groter.” Maar toen zij onderging, zei hij: “O mijn volk: voorwaar, ik ben onschuldig aan wat jullie aan deelgenoten (aan Allah) toekennen. Voorwaar, ik heb mijn aangezicht gewend naar Hem die de hemelen en de aarde schiep, als Hanif (rechtzinnig, volger van zuiver monotheïsme), en ik behoor niet tot de veelgodenaanbidders.” (Qur’an 6:74-9)
Hij was niet tevreden met wat hij zag van zijn volk. Hij voelde dat er een God moest zijn die groter was dan wat zijn volk aanbad. Hij wist dat deze afgoden geen macht of kracht hadden om iets goeds of iets slechts te bewerkstellen. Abraham ging vaak met zijn volk in discussie en gebruikte logische argumenten om te laten zien dat deze afgoden geen aanbidding waard waren. Hij zei, zoals God ons vertelt:
En lees hen de geschiedenis van Ibrahim voor. (Gedenkt) toen hij tot zijn vader en zijn volk zei: “Wat aanbidden jullie?” Zij zeiden: “Wij aanbidden afgoden en wij zullen hen blijven aanbidden.” Hij (Ibrahim) zei: “Horen zij jullie, wanneer jullie hen aanroepen? Of brengen zij jullie voordeel of berokkenen zij jullie nadeel?” Zij zeiden: “Wij vonden dat zelfs onze vaderen zo deden.” Hij (Ibrahim) zei: “Hebben jullie dan gezien wat jullie plegen te aanbidden? Jullie en jullie vaderen die voorafgingen? Voorwaar, zij zijn een vijand voor mij, (ik aanbid niemand) behalve de Heer der Werelden. Degene die mij geschapen heeft, Hij leidt mij. En Hij is degene Die mij voedt en Die mij te drinken geeft. En wanneer ik ziek ben, is Hij het Die mij geneest. En (Hij is) Degene die mij doet sterven en mij vervolgens doet leven. En Degene van Wie ik hevig verlang dat Hij mijn zonden zal vergeven op de Dag des Oordeels. Mijn Heer, schenk mij wijsheid en verenig mij met de rechtschapenen. (Qur’an 26:69-83)
De Profeet Abraham bleef doorgaan met zijn volk op te roepen naar het pad van Allah, te geloven in de Eenheid van God en zich af te wenden van alles dat ze vereerden. Maar zij verwierpen zijn boodschap en probeerden hem zelfs te doden. Maar Allah redde hem. Allah vertelt ons hierover en zegt:
Hij (Ibrahim) zei: “Aanbidden jullie dan (een god) naast Allah, die jullie in niets baat en niet schaadt? Foei jullie en wat jullie naast Allah aanbidden. Begrijpen jullie dan niet?” Zij (de ongelovigen) zeiden: “Verbrandt hem en helpt jullie goden, als jullie (iets willen) doen.” Wij (Allah) zeiden: “O vuur, wees koud en veilig voor Ibrahim.” En zij wilden een list tegen hem beramen, maar Wij maakten hen tot de grootste verliezers. (Qor’an 21: 66-70)
Na lange prediking, verordende God dat Abraham zijn vrouw Hajar en hun zoon Ismail naar Mekka zou brengen. Daar beval God dat hij de Ka’aba zou bouwen. Uit de nakomelingen van de Profeet Ismail kwam de laatste profeet van God, de Profeet Mohamed, die werd gestuurd naar de gehele mensheid. Allah, de Verhevene, zegt:
En (gedenkt) toen Ibrahim smeekte: “Mijn Heer, maak dit gebied tot een veilige plaats en voorzie haar bewoners met vruchten, degenen van hen die geloven in Allah en in het Hiernamaals.” Hij (Allah) zei: “En (ook) degene die ongelovig is, zal ik genietingen schenken, voor een korte tijd, daarna zal Ik hen naar de bestraffing van de Hel drijven. En dat is de slechtste plaats van terugkeer.” En (gedenkt) toen Ibrahim de grondvesten van het Huis legde, en Ismail (samen smekend:) “Onze Heer, aanvaard het van ons: voorwaar, U bent de Alhorende, de Alwetende. Onze Heer, maak ons beiden tot mensen die zich overgeven aan U en (maak) onze nakomelingen tot een volk dat zich overgeeft aan U en onderwijs ons de gebruiken (van o.a. de Hadj) en aanvaard ons berouw, voorwaar, U bent de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige. Onze Heer! En zend tot hen een Boodschapper van hun (eigen volk), die hen Uw Verzen voordraagt en die hen het Boek (de Qur’an) en de Wijsheid onderwijst en die hen reinigt. Voorwaar, U bent de Almachtige, de Alwijze.” (Qur’an 2:126-9)

 
De Profeet Mozes (Musa) 
Hij is degene tot wie God heeft gesproken. Allah, de Verhevene, zegt:
En toen Musa op de met Ons afgesproken tijd was gekomen en zijn Heer tot hem had gesproken, zei hij: “Mijn Heer, Toon U aan mij.” Hij zei: “Jij zult Mij nimmer (kunnen) zien, maar kijk naar de berg, als deze op zijn plaats blijft, dan zul je Mij zien.” En toen Zijn Heer Zich aan de berg zichtbaar maakte, maakte Hij deze tot pulver, en Musa viel bewusteloos ter aarde. En toen hij weer bij bewustzijn was gekomen, zei hij: “Heilig bent U, ik wend mij berouwvol tot U en ik ben de eerste van de gelovigen.” (Qur’an 7:143)
De Profeet Mozes wordt 129 keer in de Qur’an genoemd en is daarmee de meest genoemde profeet in de Qur’an. God gaf hem twee wonderen mee. De eerste was toen zijn staf werd veranderd in een slang, volgens de wil van Allah. Het tweede wonder was toen zijn hand straalde van licht. Deze tekenen werden Mozes gegeven zodat hij de Farao kon overtuigen van zijn dwalingen en dat hij de Islam zou accepteren. Allah, de Verhevene, zegt:
En Musa zei: “O Fir’aun (Farao), voorwaar, ik ben een Boodschapper van de Heer der Werelden. Het is mij verplicht dat ik over Allah niets dan de Waarheid zeg. Waarlijk, ik ben tot jullie gekomen met een duidelijk Teken van jullie Heer, stuur de kinderen van Israël daarom met mij mee.” Hij (Fir’aun) zei: “Als jij met een Teken bent gekomen, kom er dan mee, als jij tot de waarachtigen behoort.” Toen wierp hij (Musa) zijn staf, en toen werd deze een duidelijke slang. En hij haalde zijn hand tevoorschijn, en toen werd deze witstralend voor de toeschouwers. (Qur’an 7:104-8)
Allah stuurde hem naar de Farao van Egypte en zijn volk om hen op te roepen tot het geloof in de Eenheid van Allah en hun valse goden terzijde te schuiven. God, de Verhevene, zegt:
En Fir’aun zei: “O vooraanstaanden, ik weet geen andere god dan ikzelf voor jullie. Steek daarom voor mij, O Hamam, een vuur aan (van een oven om) klei (te bakken voor de stenen van) een toren voor mij, moge ik opstijgen naar de god van Musa. En voorwaar, ik veronderstel zeker dat hij tot de leugenaars behoort." (Qur’an 28:38)
De Profeet Mozes riep de Farao op met wijsheid en mooie woorden om te geloven in de Eenheid van Allah. Maar de Farao ging tegen hem in en verzamelde alle tovenaars van zijn tijd om Mozes te verslaan. Maar Mozes overwon omdat zijn staf, met de wil van Allah, veranderde in een slang en alle stokken en staven die waren gegooid door de tovenaars, verslond. Allah vertelt dit verhaal aan ons:
De vooraanstaanden van Fir’aun’s volk zeiden: “Voorwaar, dit is een kundige tovenaar! Hij wil jullie uit jullie land verdrijven!” (Fir’aun vroeg:) ”Wat raden jullie aan?” Zij zeiden: “Geef hem en zijn broeder uitstel, en stuur verzamelaars naar de steden. Opdat zij alle vaardige tovenaars tot u brengen.” En de tovenaars kwamen tot Fir’aun, zij zeiden: “Voorwaar, er is voor ons zeker een beloning als wij de winnaars zijn.” En (Fir’aun) zei: “Ja, en voorwaar, jullie zullen tot de nabijen behoren.” Zij zeiden: “O Musa, werp jij (eerst) of werpen wij?” Hij zei: “Werpt.” Toen zij dan wierpen, betoverden zij de ogen van de mensen en joegen hen angst aan met geweldige tovenarij. En Wij openbaarden aan Musa: “Werp jouw staf!” En toen verslond deze wat zij met hun bedrog hadden gemaakt. Toen werd de Waarheid duidelijk, en bleek wat zij (de tovenaars) plachten te doen valsheid te zijn. Zij werden daar verlagen, en zij keerden vernederd terug. En de (tot inkeer gekomen) tovenaars wierpen zich (als in de salaat, het gebed) neer. (Qur’an 7:109-20)
De Farao en zijn volk geloofden niet in de Boodschap van God en daarom bestrafte Allah hen met een aantal plagen. Allah stuurde overstromingen, sprinkhanen, luizen, kikkers en bloed als tekenen van Allah. Maar nog steeds weigerden zij en zij hielden vast aan hun ongeloof. Elke bestraffing werd beëindigd met de zegening en de smeekbede van de Profeet Mozes . Kort na elke gebeurtenis keerden ze terug en hielden vast aan hun ongeloof. Allah zegt hierover:
Zij zeiden: “Met wat voor Tekenen jij ook tot ons komt om ons daarmee te betoveren, wij zullen daardoor niet in jou geloven.” Daarop zonden Wij tot hen de overstroming en de sprinkhanen, en luizen, en kikkers en bloed, als duidelijke Tekenen, maar zij toonden zich hoogmoedig en zij waren een misdadig volk. En toen de plaag hen overviel, zeiden zij: “O Musa, roep jouw Heer aan krachtens het verbond dat jij met Hem hebt. Als jij de plaag van ons wegneemt, dan zullen we zeker in jou geloven en dan zullen wij de Kinderen van Israël zeker met jou sturen.” En toen Wij de plaag van hen hadden weggenomen, voor een vastgestelde termijn die zij bereikten, toen braken zij hun woord. (Qur’an 7:132-5)
Na dit alles beval Allah de Profeet Mozes om zijn volk in de nacht mee te nemen en Egypte te verlaten zodat ze hun godsdienst vrijelijk zouden kunnen belijden. Toen de Farao erachter kwam dat ze waren vertrokken, achtervolgde hij ze met zijn troepen. Mozes en zijn volk bereikten de rand van de zee en de Kinderen van Israël riepen uit: “De Farao zal ons te pakken krijgen!” Maar Mozes had een compleet vertrouwen in God en hij sloeg met zijn staf op het water. De zee speet in tweeën en er ontstond een pad waarlangs de mensen binnengingen, met de wil van Allah. Allah redde Mozes en zijn volk en vernietigde de Farao in de zee. God, de Verhevene, zegt:
En toen de twee groepen elkaar zagen, zeiden de metgezellen van Musa: “Voorwaar, wij worden zeker bereikt!” Hij (Musa) zei: “Zeker niet: voorwaar, mijn Heer is met mij, Hij zal mij leiden.” Toen openbaarden Wij aan Musa: “Sla de zee met jouw staf.” Toen spleet (de zee) en elk gedeelte was als een geweldige berg. En we deden de anderen daar dichterbij komen. En Wij redden Musa en allen die bij hem waren. Vervolgens verdronken Wij de anderen. (Qur’an 26:61-66)
God, de Verhevene, zegt daarna:
En Wij brachten de Kinderen van Israël over de zee, waarop Fir’aun en zijn legers hem volgden uit tirannie en vijandschap, totdat, toen de verdrinking hen bereikte, Fir’aun zei: “Ik geloof dat er geen god is dan Degene waarin de Kinderen van Israël geloven en ik behoor tot hen die zich hebben overgegeven (aan Allah).” (Allah zei:) “Nu? Terwijl jij voorheen opstandig was en tot de verderfzaaiers behoorde?” Op deze dag dan redden Wij jouw lichaam opdat jij een Teken zult zijn voor hen die na jou komen. En voorwaar, velen van de mensen zijn zeker achteloos tegenover Onze Tekenen.” (Qur’an 10:90-2)

De Profeet Mohamed 
De Profeet Mohamed  is de laatste van de Profeten en Boodschappers. Hij werd door God aan de gehele mensheid gezonden. Hij behoort tot de familie van de Profeet Ismail, de zoon van Abraham. Hij werd geboren in Mekka, een paar maanden na de dood van zijn vader. Zijn moeder overleed later, toen hij nog jong was, en hij werd opgenomen door zijn grootvader, Abdul-Muttalib en later door zijn oom Abu Talib.
De Profeet Mohamed  was een herder die voor een kudde schapen zorgde in Mekka. Hij stond bekend om zijn betrouwbaarheid en omdat hij nooit in zijn leven een leugen vertelde. De mensen in Mekka noemden hem zelfs ‘de Waarachtige’ en ‘de Betrouwbare’. Als ze op reis moesten, vertrouwden ze hem hun kostbaarheden toe.
Toen hij de leeftijd van veertig jaar bereikte, stuurde God de Engel Gabriel naar hem en benoemde Mohamed tot een Profeet en Boodschapper voor de Mensheid. Hij bracht 13 jaar in Mekka door terwijl hij de mensen opriep om het pad van God te volgen. Later migreerde hij naar Medina. De mensen in Medina beantwoordden zijn oproep en accepteerden de Islam in grote getalen. Hij stierf toen hij 63 jaar oud was. Zijn volgelingen verspreidden de Boodschap van de Islam verder over de gehele wereld. En tot de dag van vandaag accepteren grote aantallen mensen over de hele wereld de Islam.  

Jezus  de Boodschapper van God
De familie van Imran
Na de Profeet Noah, moge God hem prijzen, werden er continu Profeten en Boodschappers door God gezonden. God, de Verhevene, zegt:
Mohamed is niet de vader van één van jullie mannen, maar hij is de Boodschapper van Allah en de laatste van de Profeten. En Allah is Alwetend over alle zaken. (Qur’an 33:40)
De Profeet Jezus , de laatste Profeet van de Kinderen van Israël, heeft een speciale plek in de harten van moslims. Hij vertelde zijn volk over de komst van de Profeet Mohamed  en hij wordt 25 keer in de Qur’an genoemd.
God heeft ons in de Qur’an een aantal originele passages aangereikt die Hij aan Jezus  heeft geopenbaard. God vertelt ons ook over een paar details uit het leven van Maria, de moeder van Jezus. Er wordt zeer hoog over haar gesproken en zij staat bekend om haar puurheid en kuisheid. Allah, de Verhevene, zegt:
Voorwaar, Allah verkoos Adam en Nuh en de familie van Imran boven de (andere) wereldbewoners. Zij zijn afstammelingen van elkaar, en Allah is Alhorend en Alwetend. (Qur’an 3:33-4)

Maria, de moeder van Jezus
Allah heeft Maryam (Maria), de dochter van Imran, de moeder van de Profeet Jezus , geprezen. Allah beschrijft Maryam als puur, kuis en vroom. Hij, de Verhevene, zegt:
En (het voorbeeld van) Maryam, de dochter van Imran, die haar eerbaarheid bewaard had, waarop Wij in haar van onze geest bliezen en zij getuigde van de Waarheid van de Woorden van haar Heer en Zijn Schriften en zij behoorde tot de gehoorzamen. (Qur’an 66:12)
De Qur’an maakt duidelijk dat Maryam het resultaat was van een smeekbede die haar eigen moeder gedaan had. Allah, de Verhevene, zegt:
Toen de vrouw van Imran zei: “Mijn Heer, voorwaar, ik wijd bij belofte aan U wat er in mijn buik is, aanvaard het van mij. Voorwaar, U bent de Alhorende, de Alwetende." (Qur’an 3:35)
Deze smeekbede was de indirecte reden waarom zij en haar nageslacht beschermd waren door Allah tegen de Duivel. God voorzag in de behoeftes van Maryam en deed haar opgroeien met Zijn zegeningen. Allah zegt:
En toen zij haar gebaard had, zei zij: “Mijn Heer, ik heb haar gebaard, (het is) een meisje,” –en Allah wist het best wat zij gebaard had- “en het mannelijke is niet als het vrouwelijke. En voorwaar, ik heb haar Maryam genoemd, en ik smeek U haar en haar nakomelingen te beschermen tegen de vervloekte Satan.” Toen aanvaardde haar Heer haar vriendelijk en deed haar goed opgroeien. En Hij stelde haar onder de hoede van Zachariah. Elke keer als Zachariah in de (gebeds)ruimte bij haar kwam vond hij levensvoorzieningen bij haar. Hij zei: “O Maryam, van waar heb jij dat?” Zij zei: “Dat komt bij Allah vandaan, voorwaar, Allah voorziet wie Hij wil zonder afrekening. (Qur’an 3:36-7)
Maryam was erg vroom in haar aanbidding van God. Zij was de beste van de vrouwen van haar generatie. De Profeet, moge Allah hem prijzen, zei:
“Er zijn vier vrouwen die het niveau van Kamal (perfectie) hebben bereikt.”
Hij noemde Maryam, de moeder van Jezus, als één van hen. Allah, de Verhevene, zegt:
En toen de Engelen zeiden: “O Maryam, voorwaar, Allah heeft jou uitverkoren en jou gereinigd en jou boven de vrouwen van de wereld uitverkoren. O Maryam, gehoorzaam jouw Heer en kniel je (voor Hem) neer en buig je met de buigenden.” (Qur’an 3:42-43)
God openbaar een geheel hoofdstuk in de Qur’an met haar naam. Het is het 19de hoofdstuk in de Qur’an. Het is het enige hoofdstuk dat genoemd is naar een vrouw en in dit hoofdstuk prijst God Maria. Een vergelijkbare lofprijzing kan niet worden gevonden in de oudere Geschriften.

De Profeet Jezus 
God gaf het goede nieuws aan Maria over de Profeet Jezus, moge God hem prijzen. God, de Verhevene, zegt:
(Gedenkt) toen de Engelen zeiden: “O Maryam, voorwaar, Allah kondigt jou met een Woord van Hem een verheugende tijding aan: zijn naam is de Messias, Isa (Jezus), zoon van Maryam, in deze wereld en in het Hiernamaals is hij een man van eer en hij behoort tot degenen die dicht (bij Allah) staan. En hij spreekt tot de mensen vanuit de wieg en als volwassene en hij behoort tot de rechtschapenen. Zij zei: “O mijn Heer, hoe kan ik een kind krijgen terwijl geen man mij heeft aangeraakt?” Hij (Allah) zei: “Zo is het: Allah schept wat Hij wil. Als Hij over een zaak bepaalt, dan zegt Hij er slechts tegen: ‘Wees’, en het is.” En Hij onderwijst hem de Schrift, en de Wijsheid en de Thora en het Evangelie. (Qur’an 3:45-48)

Zijn geboorte
De geboorte van de Profeet Jezus was een wonder. Maar zelfs al werd Jezus geboren uit een maagd, verdient of vereist hij geen aanbidding. Als Jezus recht zou hebben op enige vorm van aanbidding vanwege zijn wonderbaarlijke geboorte, dan zou de Profeet Adam daar meer recht op hebben dan hij omdat hij werd geschapen zonder vader of moeder. Allah, de Verhevene, zegt:
Voorwaar, de gelijkenis (van de schepping) van Isa is bij Allah als de gelijkenis (van de schepping) van Adam. Hij schiep hem uit aarde en zei vervolgens tot hem: ‘Wees’, en hij was. De Waarheid komt van jouw Heer en behoor dus niet tot de twijfelaars. Wie dan met jou (O Mohamed) over hem (Isa) redetwist, nadat de kennis tot jou is gekomen, zeg dan: “Laten wij onze zonen en jullie zonen en onze vrouwen en jullie vrouwen en onszelf en jullie zelf bij elkaar roepen en dan gezamenlijk (Allah’s vloek) afroepen en dan Allah’s vloek toewensen aan de leugenaars. Voorwaar, dit is de ware geschiedenis, en er is geen god dan Allah en voorwaar, Allah is het Die de Almachtige, de Alwijze is. Als zij zich dan afwenden; voorwaar, dan is Allah op de hoogte van de verderfzaaiers. (Quran 3:59-63)
Allah heeft Jezus geschapen en gevormd zoals hij de hele schepping heeft gedaan. Allah spreekt over de hele beproeving van de geboorte van Jezus in de Qur’an en zegt hierover:
En noem in het boek (de Qur’an) Maryam, toen zij zich terugtrok van haar familie naar een oostelijke plaats (in de tempel). En zich van hen afzonderde achter een scherm. Vervolgens zonden Wij haar Onze Geest (Jibril) en hij verscheen aan haar als een volmaakt mens. Zij zei: “Ik zoek mijn bescherming bij de Barmhartige tegen jou, als jij (Allah) vreest.” Hij zei: “Voorwaar, ik ben slechts een gezant van jouw Heer, om jou een reine jongen te schenken.” Zij zei: “Hoe kan ik een jongen krijgen terwijl geen man mij heeft aangeraakt, ik ben geen onzedelijke vrouw.” Hij zei: “Zo is het, jouw Heer heeft gezegd: ‘het is makkelijk voor Mij. En (Wij scheppen hem) opdat Wij hem tot een Teken voor de mensen maken en als Barmhartigheid van ons. En het is een vastgestelde zaak.’” En zo droeg zij hem en trok zich met hem terug op een verre plek. En de geboorteweeën dwongen haar naar de stam van een palmboom te gaan. Zij zei: “Was ik maar hiervoor gestorven en volledig vergeten geweest.” Toen riep hij (Jibril) haar van beneden de palmboom: “Treur niet, waarlijk, jouw Heer heeft een beekje voor jou verschaft. En schud de stam van de palmboom naar jou toe, dan zullen er rijpe dadels op jou vallen. Dus eet en drink en verkoel jouw ogen. Maar als jij iemand van de mensen ziet, zeg dan: ‘Voorwaar, ik heb de Barmhartige beloofd te vasten, dus zal ik vandaag tot geen mens spreken,’” Toen ging zij naar haar volk, hem (Isa) dragend. Zij zeiden: “O Maryam, voorzeker, jij hebt iets vreemds gedaan. O zuster van Harun, jouw vader was geen slechte man en jouw moeder was geen onzedelijke vrouw.” Daarop wees zij naar hem. Zij zeiden: “Hoe kunnen wij spreken met een baby, die nog als kind in de wieg ligt?” Hij (Isa) zei: “Voorwaar, ik ben een dienaar van Allah. Hij heeft mij de Schrift gegeven en mij tot een Profeet gemaakt. En Hij heeft mij gezegend waar ik ook ben en Hij heeft mij bevolen de salaat (het gebed) te verrichten en de zakaat (armenbelasting) (te betalen) zolang ik leef. En om goed te zijn voor mijn moeder. En Hij heeft mij niet als een arrogante ongehoorzame gemaakt. Vrede zij met mij op de dag dat ik geboren werd en op de dag dat ik sterf en op de dag dat ik tot leven word opgewekt.” Dat is Isa, zoon van Maryam, het Woord van Waarheid waaraan zij twijfelen. Het is niet passend voor Allah om een zoon te hebben, Heilig is Hij, als Hij een zaak bepaalt, dan zegt Hij er slechts tegen: “Wees”, en het is. (Quran 19:16-35)
Allah, de verheven zegt:
En degene die haar eerbaarheid bewaarde, toen bliezen Wij van Onze geest in haar. En Wij maakten haar en haar zoon een Teken voor de werelden. (Qur’an 21:91)
De menselijke aard van Jezus
De Qur’an vermeldt duidelijk dat Jezus een man was die was gekozen door God om de Boodschap van de Eenheid van God te verkondigen aan zijn volk. Allah, de Verhevene, zegt:
De Messias, zoon van Maryam, is niet anders dan een Boodschapper, hij werd waarlijk voorafgegaan door Boodschappers en zijn moeder was een oprechte vrouw. Zij plachten beiden voedsel te eten. Zie hoe Wij voor hen de Tekenen duidelijk maakten en zie dan hoe zij (de ongelovigen) zich afwenden. (Qur’an 5:75)
Het past God niet om een vrouw te hebben of kinderen. Om te beweren dat Hij een kind heeft, is een grote zonde. God, de Verhevene, zegt:
En zij zeiden: “De Barmhartige heeft zich een zoon genomen.” Voorzeker, jullie zijn met iets verwerpelijks gekomen. De hemelen staan daardoor op het punt om open te barsten en de aarde om open te splijten en de bergen om uiteen te vallen! Omdat zij een zoon toeschrijven aan de Barmhartige. Het is niet passend voor de Barmhartige om Zich een zoon te nemen. Er is niemand in de hemelen of (op) de aarde of hij zal als een dienaar naar de Barmhartige komen. (Quran 19:88-93)
Een kind is het product van twee gelijke die samenkomen en dan een kind produceren. Niets is zoals God; Hij heeft geen gelijke en geen partner. God, de Verhevene, zegt:
Zeg: “Hij is Allah, de Enige. Allah is de Enige van Wie al het geschapene afhankelijk is. Hij heeft niet verwekt en is niet verwekt. En niet is één aan Hem gelijkwaardig. (Qur’an 112: 1-4)
Mensen door de eeuwen heen hebben beweerd dat God een kind had. De veelgodenaanbidders onder de Arabieren zeiden dat God iemand van de Jinn had getrouwd en dat de Engelen Zijn dochters waren. God, de Verheven, zegt:
Vraag hen (de ongelovigen), of voor jouw Heer de dochters zijn en voor hen de zonen. Hebben Wij de Engelen als vrouwen geschapen en waren zij getuigen? Weet dat zij wegens hun verzonnen leugens zeker zullen zeggen: “Allah heeft kinderen verwekt.” Voorwaar, zij zijn zeker leugenaars. Heeft Hij dochters verkozen boven zonen? Wat is er met jullie? Hoe beoordelen jullie? Laten jullie je dan niet vermanen? Of beschikken jullie over een duidelijk bewijs? Breng dan jullie boek, als jullie waarachtigen zijn! En zij verzinnen verwantschap tussen Hem en de Jinn’s. En voorzeker, de Jinn’s weten dat zij zeker voorgeleiden zullen zijn. Heilig is Allah boven wat zij toeschrijven. Behalve de dienaren van Allah die Hem zuiver aanbidden. (Qur’an 37: 149-160)
Joden en christenen deden vergelijkbare beweringen. God, de Verhevene, zegt:
De Joden zeggen: “Ezra is de zoon van Allah,” en de christenen zeggen: “De Messias (Isa) is de zoon van Allah.” Dat zijn hun woorden uit hun monden. Zij doen soortgelijke uitspraken als degenen die voorheen ongelovig waren. Moge Allah hen vervloeken. Hoe kunnen zij zo afwijken? Zij hebben hun schriftgeleerden en hun monniken tot heren naast Allah genomen en (ook) de Messias, de zoon van Maryam, terwijl hen niets is bevolen dan dat zij één God aanbidden: er is geen god dan Hij. Heilig is Hij boven de deelgenoten die zij naast Hem toekennen. (Qur’an 9:30-1)
De Qur’an laat duidelijk zien dat degene die gelooft dat Jezus God is of de zoon van God is of deel uitmaakt van een drie-eenheid een geloof heeft omarmd dat de Boodschap van Jezus weerspreekt en daarmee een ongelovige is in zijn Boodschap. De Qur’an maakt duidelijk dat de Boodschap van Jezus het geloof in de Eenheid van God is. God, de Verhevene, zegt:
Voorzeker, zij zijn ongelovig die zeggen: “Allah is de Messias, zoon van Maryam.” Hoewel de Messias zei: “O Kinderen van Israël, aanbidt Allah, mijn Heer en jullie Heer.” Voorwaar, hij die deelgenoten aan Allah toekent: Allah heeft hem werkelijk het Paradijs verboden. En zijn bestemming zal de Hel zijn. En voor de onrechtvaardigen zijn er geen helpers. Voorzeker, zij zijn ongelovig die zeggen: “Voorwaar, Allah is één derde van drie (goden).” Want er is geen god dan de Ene God (Allah). En indien zij niet ophouden met wat zij zeggen: dan treft zeker een pijnlijke bestraffing degenen van hen die ongelovig zijn. Waarom tonen zij geen berouw aan Allah en vragen zij Hem niet om vergeving? En Allah is Vergevensgezind, Meest barmhartig. (Qur’an 5:72-74)
De Qur’an geeft vele intellectuele bewijzen die duidelijk laten zien dat God de Enige is die het waard is om aanbeden te worden. Hij doet wat Hij wil en wat Hem goeddunkt. Het verklaart ook dat alle wonderen die door Jezus plaatsvonden, bestonden vanwege de wil van God. Jezus zelf heeft geen macht om zichzelf te beschermen tegen de bepalingen van God. God, de Verhevene, zegt:
Voorzeker, zij waren ongelovig, degenen die zeiden: “Voorwaar, Allah is de Messias, zoon van Maryam.” Zeg (O Mohamed): “Wie zou er enige macht hebben om Allah (af te houden) wanneer Hij zou wensen dat de Messias, zoon van Maryam, en zijn moeder en wie er ook op de aarde zijn, allen vernietigd zouden worden?” En aan Allah behoort het Koninkrijk van de hemelen en de aarde en wat er tussen hen is. Hij schept wat Hij wil. En Allah is Almachtig over alle zaken. (Qur’an 5:17)
God waarschuwt de Joden en de christenen om niet te overdrijven met hun Profeten en niet over hen te spreken zonder kennis. Ons wordt ook verteld dat Jezus slechts een mens was. God, de Verhevene, zegt:
O Lieden van de Schrift, overdrijft niet in jullie godsdienst en zeg niets over Allah dan de Waarheid. Voorwaar, de Messias Isa, zoon van Maryam, is slechts een Boodschapper van Allah en Zijn Woord, dat Hij aan Maryam zond en uit een Geest (Jibril) van Hem voortkomend. Gelooft dus in Allah en Zijn Boodschappers en zegt niet (dat Allah) ‘drie’ is. Houdt (hiermee) op, dat is beter voor jullie. Voorwaar, slechts Allah is de Ene God. Verheven is Hij (boven de bewering dat) Hij een zoon heeft. Hem behoort wat in de hemelen en op de aarde is. En Allah is voldoende als getuige. Het is de Messias niet te min om een dienaar van Allah te zijn en de (Hem) nabije Engelen (ook niet). Degenen die de aanbidding van Hem te min is en arrogant zijn: Hij zal hen allen bij Zich verzamelen. Maar wat betreft degenen die geloven en goede daden verrichten: Hij zal hen hun beloningen geven en meer van Zijn Gunst geven. Maar degenen die hoogmoedig en arrogant zijn, zal Hij dan straffen met een pijnlijke bestraffing en zij zullen zich buiten Allah geen beschermer en geen helper vinden. (Qur’an 4:171-3)

Het profeetschap van de Jezus
Elke moslim gelooft dat alle profeten en boodschappers hun plicht deden wat betreft het verspreiden van de boodschap van het geloof in de Eenheid van God. Een moslim behoort van hen allen te houden en hen te eren. Ons wordt ook bevolen door God om hen te verdedigen. God, de Verhevene, zegt:
Zegt: “Wij geloven in Allah en wat er aan ons is neer gezonden en wat er is neer gezonden aan Ibrahim en Ismail en Ishaq en Yaqub en de kinderen van Yaqub en wat er is gegeven aan Musa en Isa en wat er is gegeven van hun Heer aan de profeten. Wij maken geen enkel onderscheid tussen hen en wij onderwerpen ons aan Hem.” Als zij dan geloven in het gelijke van waarin jullie geloven, dan volgen zij waarlijk de Leiding. En als zij zich afwenden: voorwaar, dan zijn zij het die in vijandschap (jegens jullie) verkeren. Allah zal jou (O Mohamed) dan beschermen tegen hen. En Hij is de Alhorende, de Alwetende. (Qur’an 2: 136-137)
Voor de komst van de Profeet Mozes werden de kinderen van Israël gekleineerd en werden ze gedwongen tot harde fysieke arbeid. God, de Verhevene, zegt:
En (gedenkt) toen Wij hen redden van de volgelingen van Fir’aun, zij kwelden jullie met de ergste bestraffing; zij doodden jullie zonen en lieten jullie dochters in leven. En daarin was een geweldige beproeving van jullie Heer. (Qur’an 7:141)
En toen zegende Allah hen met de Profeet Mozes en hun omstandigheden veranderden van slecht naar goed. God, de Verhevene, zegt:
En aan het volk dat onderdrukt was geweest, deden Wij gebieden ten Oosten en ten Westen van het land erven, die Wij zegenden. En het mooie Woord van jouw Heer werd bewaarheid voor de Kinderen van Israël omdat zij geduldig waren geweest. En Wij verwoestten wat Fir’aun en zijn volk hadden gemaakt en wat zij plachten te bouwen. (Qur’an 7:137)
Daarna dwaalden de Kinderen van Israël af van het pad van God en daarom stuurde God hen de Profeet Jezus om hen terug te leiden naar het Rechte Pad. God, de Verhevene, zegt:
En Wij lieten Isa, zoon van Maryam, in hun voetstappen volgen, ter bevestiging van wat er van de Thora (reeds) vóór hem was. En Wij gaven hem de Injil (het Evangelie) met daarin Leiding en Licht en een bevestiging van wat er van de Thora (reeds) vóór hem was: als een leiding en een onderricht voor de Mutaqoun (de godvrezenden). (Qur’an 5:46)
De Profeet Jezus nam de leiding en riep de Kinderen van Israël op tot het geloof in de Eenheid van God en om alleen God te aanbidden en dat ze de geboden in het Evangelie volgen. God, de Verhevene, zegt:
En toen Isa met de duidelijke bewijzen kwam, zei hij: “Ik heb jullie waarlijk de wijsheid gebracht, zodat ik jullie een aantal zaken, waarover jullie van mening verschillen, verduidelijk. Vreest daarom Allah en gehoorzaamt mij. Voorwaar, Allah is mijn Heer en jullie Heer, aanbidt Hem daarom. Dit is het rechte Pad.” (Qur’an 43:63-4)
Toen de Profeet Jezus zag dat zij niet geloofden en de waarheid verwierpen en vasthielden aan hun ongeloof, zocht hij steun bij degenen die wel geloofden onder zijn volk: twaalf van hen, bekend als de Apostels. Zij beantwoordden zijn roep en betuigden hun steun. Allah, de Verhevene, zegt:
En toen Isa ongeloof bij hen ontdekte, zei hij: ”Wie zijn mijn helpers (op het rechte Pad) naar Allah?” Zijn metgezellen zeiden: “Wij zijn helpers van Allah, wij geloven in Allah en getuigen dat wij ons overgegeven hebben. Onze Heer, wij geloven in wat U neer gezonden hebt en wij volgen de Boodschapper en schrijf ons daarom op bij de getuigen (van de Eenheid van Allah).” (Qur’an 3:52-3)

De beschrijving van Jezus
De Qur’an heeft ons een beschrijving gegeven van de Profeet Jezus, moge Allah hem prijzen. Deze beschrijving heeft betrekking op zijn manier van doen en ook op de aard van Zijn boodschap. God vermeldt dat Hij Jezus beschermde. Hij, de Verhevene, zegt:
En voorzeker, Wij hebben Musa het Boek gegeven en Wij deden na hem de Boodschappers volgen. En Wij gaven Isa, de zoon van Maryam, de duidelijke bewijzen. En Wij versterkten hem met de Heilige Geest (Jibril). Is het dan zo dat telkens wanneer er een Boodschapper tot jullie kwam met wat niet in overeenstemming was met jullie begeerten, jullie hooghartig werden en jullie een aantal van hen loochenden en een aantal doodden? (Qur’an 2:87)
Allah beschrijft Jezus ook als het perfecte voorbeeld in termen van een compleet geloof en oprechtheid jegens God. Moslims geloven dat de Profeet Jezus terug zal keren op aarde aan het einde der tijden. God, de Verhevene, zegt:
En toen de zoon van Maryam als een voorbeeld werd genomen, toen schreeuwde jouw volk (O Mohamed) daarover. En zij zeiden: “Zijn onze goden beter, of hij (Isa)?” En zij gaven dit voorbeeld slechts om te redetwisten. Zij zijn zelf een volk van redetwisters. Hij is slechts een dienaar aan wie Wij genietingen hebben geschonken. En Wij maakten hem tot een voorbeeld voor de Kinderen van Israël. En als Wij zouden willen, dan zouden Wij zeker onder jullie op aarde Engelen maken die jullie opvolgen. En voorwaar, het (terugkeren van Isa op de aarde) is een Teken (van het naderen) van het Uur. Twijfelt er daarom niet aan en volgt Mij. Dit is het rechte Pad. (Qur’an 43:57-61)

De fysieke kenmerken van Jezus
Wat betreft zijn fysieke kenmerken en hoe hij eruit zag, heeft de Profeet Mohamed hem als volgt beschreven:
“Er was geen profeet tussen mij en de Profeet Jezus. Hij zal afdalen van de hemelen naar de aarde. Als je hem ziet, ken dan zijn beschrijving. Hij is van gemiddelde lengte, niet dik maar ook niet mager. Zijn huid is heeft een roodachtig witte tint.”
De Profeet  zei:
“De Profeten zijn broers van verschillende moeders. De kern van hun boodschap is dezelfde maar hun specifieke wetten kunnen van elkaar verschillen. Er is geen profeet tussen Jezus en mijzelf. Hij zal het kruis breken en het zwijn doden en de Jizyah (hoofdelijke belasting die niet-moslims moeten betalen omdat ze niet in het leger hoeven te dienen) opheffen. Hij zal iedereen samenbrengen onder één geloof en alleen de Islam zal standhouden tijdens zijn heerschappij. De anti-Christ zal worden gedood en veiligheid en zekerheid zal zich verspreiden over de landen totdat de dieren vreedzaam naast elkaar zullen leven. Kinderen zullen spelen met slangen zonder door hen kwaad gedaan te worden. Hij zal heersen over de moslims zolang Allah wil en dan zal hij sterven en de moslims zullen hem begraven.” (Ahmed)
De Profeet  zei:
“Ik zag Jezus, Mozes en Abraham. Wat betreft Jezus, hij had een rozige teint en een brede borst.” (Bukhari)
De Profeet verduidelijkte dat iemands geloof niet compleet is als men niet gelooft dat Jezus de Boodschapper van God is. Het geloof in Jezus leidt tot een gelukzalig leven in de Hemel. De Profeet  zei:
“Een ieder die getuigt dat er geen god is die aanbidding verdient behalve Allah en dat Hij geen partner heeft en dat Mohamed zijn dienaar en boodschapper is en dat Jezus de dienaar is van Allah, geschapen door het bevel van Allah via Maria en dat Jannah (het Hemelse Paradijs) en Hel waar zijn, zal Jannah binnengaan, zelfs al heeft hij nog nooit iets goeds gedaan.” (Bukhari)
Geloven dat Jezus de boodschapper is van God zal ook iemands beloningen doen toenemen. De Profeet  zei:
“Een ieder die gelooft in Jezus, de zoon van Maria als een Profeet en Boodschapper van God en dan in mij gelooft, zal twee beloningen ontvangen.” (Bukhari)

Jezus  en de Anti-Christ
De Profeet vertelde ons dat de terugkeer van Jezus op aarde een van de laatste tekenen is van de Dag des Oordeels. Het bewijs hiervoor is in de woorden van Allah, de Verhevene:
En toen de zoon van Maryam als een voorbeeld werd genomen, toen schreeuwde jouw volk (O Mohamed) daarover. En zij zeiden: “Zijn onze goden beter, of hij (Isa)?” En zij gaven dit voorbeeld slechts om te redetwisten. Zij zijn zelf een volk van redetwisters. Hij is slechts een dienaar aan wie Wij genietingen hebben geschonken. En Wij maakten hem tot een voorbeeld voor de Kinderen van Israël. En als Wij zouden willen, dan zouden Wij zeker onder jullie op aarde Engelen maken die jullie opvolgen. En voorwaar, het (terugkeren van Isa op de aarde) is een Teken (van het naderen) van het Uur. Twijfelt er daarom niet aan en volgt Mij. Dit is het rechte Pad. (Qur’an 43:57-61)
Dankzij de grootsheid van de Profeet Jezus, zal hij degene zijn die de Anti-Christ verslaat. Hij zal ook de Boodschap van de Islam verspreiden in tijden van grote beproeving. In die tijd zal goed worden gezien als slecht en slecht als goed. De Profeet  zei:
“O mensen, er zal geen grotere Fitnah (beproeving) zijn op deze aarde vanaf de tijd dat Adam was geschapen tot het einde der tijden dan in de tijd van de Dajjal (Anti-Christ). Elke Profeet waarschuwde zijn volk voor deze beproeving. Ik ben de laatste der Profeten en jullie zijn de laatste der naties en hij zal zeker in dit tijdperk opstaan. Als hij opstaat terwijl ik bij jullie ben, zal ik elke moslim verdedigen. Maar als hij komt nadat ik ben gestorven, moet elke moslim zichzelf verdedigen. Hij zal eerst verschijnen in het gebied van Groter Syrië en Irak. Hij zal naar het oosten gaan en naar het westen en problemen veroorzaken waar hij maar komt. O dienaren van Allah, O mensen, wees sterk! Ik zal hem aan jullie beschrijven zoals geen enkele profeet hem heeft beschreven. Hij zal beweren dat hij jullie God is maar je zult God niet in deze wereld zien. Hij heeft één oog (het andere is blind) en jouw God is niet éénogig. Er staat tussen zijn ogen geschreven: ‘ongelovige’. Elke gelovige zal in staat zijn om het te lezen, of hij nu lezen kan of analfabeet is. Hij zal een hemel en een hel bij zich hebben. Zijn hel is een hemel en zijn hemel is een hel. Wie er beproefd wordt door zijn hel, laat hij zijn toevlucht nemen bij Allah en de eerste verzen van Sura al-Kahf reciteren. Hij zal zeggen tegen een Bedoeïen: als je ziet dat ik jouw moeder en je vader doe herleven, zou je dan in mij geloven? De Bedoeïen zal ja zeggen en twee duivels zullen verschijnen in de vorm van zijn ouders en zij zullen hem bevelen ad-Dajjal te gehoorzamen. Hij zal iemand doden en hem in tweeën snijden en dan zeggen: kijk naar mijn slaaf, ik heb hem in tweeën gesneden en ik zal hem doen herleven. Daarna zal hij deze persoon vragen: ‘wie is jouw god?’ De man die zojuist in tweeën is gesneden zal zeggen: ‘Allah! Jij bent de vijand van Allah, jij bent ad-Dajjal! Ik weet nu zekerder dan ooit dat jij degene bent tegen wie onze Profeet heeft gewaarschuwd!’ Hij zal de hemelen bevelen om te regenen en de aarde om de beste begroeiing voort te brengen. Hij zal door een streek trekken waar niet in hem wordt geloofd en hij zal het land bevelen om te stoppen met het produceren van vegetatie en al hun oogsten en dieren zullen sterven. Hij zal door een andere streek trekken en hen vragen in hem te geloven en dat doen ze. En ze zullen grote materiële zegeningen ervaren. Hij zal naar elke hoek van de aarde trekken, behalve Mekka en Medina. Engelen zullen beiden bewaken met hun zwaarden. Terwijl hij buiten wacht, zal Medina heftig schudden en alle hypocrieten zullen naar buiten komen en zich bij hem aansluiten. Medina wordt gezuiverd door de wil van Allah. Er wordt gezegd: ‘Waar zijn de Arabieren op die dag?’ Hij zal zeggen: hun aantal is klein en ze zullen zijn met een vrome Imam (leider). Terwijl hij klaar staat om het ochtendgebed te verrichten, zal Jezus neerdalen en de Imam zal een stap terug doen om hem te laten leiden. Maar Jezus zal hem naar voren duwen. Na het gebed zal Jezus vragen dat de deur geopend wordt en daarachter zal de Dajjal staan met 70000 van zijn troepen. Zij zullen allen gedood worden en Jezus zal heersen als een wijs en rechtvaardig heerser. Hij zal het zwijn doden, het kruis breken en heersen met de wetten van de Islam.”

De wonderen van de Profeet Jezus
Soms verwerpen de mensen de geloofwaardigheid van een Profeet en willen ze niet geloven totdat ze een tastbaar wonder aanschouwen. Om die reden stuurt Allah Zijn Profeten en Boodschappers met wonderen. Allah, de Verheven, zegt:
En voorzeker, Wij hebben Boodschappers vóór jou gezonden. En Wij maakten voor hen echtgenoten en nakomelingen. En het is niet aan de boodschapper om een Vers te brengen, tenzij met verlof van Allah. Voor elke periode is er een Boek. (Qur’an 13:38)
Elke profeet ontving wonderen die hun volkeren kon begrijpen en die betekenis voor hen hadden. Het volk van Mozes stond bekend om hun beheersing van tovenarij. Dus Allah hielp de Profeet Mozes met wonderen die zijn volk kon begrijpen. Zijn staf veranderde op wonderbaarlijke wijze in een slang. God, de Verhevene, zegt:
En de tovenaars kwamen tot Fir’aun, zij zeiden: “Voorwaar, is er voor ons zeker een beloning als wij de winnaars zijn.” Hij (Fir’aun) zei: “Ja, en voorwaar, jullie zullen tot de nabijen behoren.” Zij zeiden: “O Musa, werp jij (eerst) of werpen wij?” Hij zei: “Werpt.” Toen zij dan wierpen, betoverden zij de ogen van de mensen en joegen hen angst aan met geweldige tovenarij. En Wij openbaarden aan Musa: “Werp jouw staf!” En toen verslond deze wat zij met hun bedrog hadden gemaakt. Toen werd de Waarheid duidelijk, en bleek wat zij (de tovenaars) plachten te doen valsheid te zijn. Zij werden daar verlagen, en zij keerden vernederd terug. En de (tot inkeer gekomen) tovenaars wierpen zich (als in de salaat, het gebed) neer. Zij zeiden: “Wij geloven in de Heer der Werelden. De Heer van Musa en Harun.” (Qur’an 7:113-122)
Het volk van Jezus stond bekend om hun kennis van de geneeskunst. Hij werd geholpen met wonderen die zijn volk kon bevatten. Hij sprak tot de mensen toen hij nog een pasgeboren baby was. Hij maakte van klei een vogel en toen, met de wil van Allah, werd er leven in geblazen. Hij genas de leprozen en de blinden van hun ziektes. Hij bracht zelfs, met de wil van Allah, de doden terug tot leven. Allah zegt:
(Gedenkt) toen Allah zei: “O Isa, zoon van Maryam, gedenk Mijn gunst aan jou en aan jouw moeder toen ik jou versterkte met de Heilige Geest (Jibril) zodat jij met de mensen sprak toen jij in de wieg lag en toen jij volwassen was. En toen Ik jou de Schrift en de Wijsheid en de Thora en het Evangelie onderwees. En toen jij uit klei de gelijkenis van een vogel schiep, met Mijn Verlof; en jij genas de blinden en de leprozen, met Mijn Verlof. En toen Ik de Kinderen van Israël van jou afhield toen jij met de duidelijke bewijzen tot hen kwam.” En degenen onder hen die ongelovig waren, zeiden: “Dat is niets dan duidelijke tovenarij.” (Qur’an 5:110)
Een ander wonder dat de Profeet Jezus ontving was het Feest. Zijn discipelen vroegen om een hemels feest zodat hun harten versterkt zouden worden. Daarom bad hij tot Allah en het werd ingewilligd. Allah, de Verhevene, zegt:
Toen de metgezellen zeiden: “O Isa, zoon van Maryam, kan jouw Heer tot ons een Ma’idah (gedekte tafel) doen neerdalen uit de hemel?” Hij (Isa) zei: “Vreest Allah, indien jullie gelovig zijn.” Zij zeiden: “Wij willen (alleen maar) dat wij daarvan eten en onze harten tot rust gebracht worden en wij (willen) weten of jij ons waarlijk de Waarheid hebt verteld en dan behoren wij tot de getuigen daarvan.” (Qur’an 5:112-113)

De Profeet Jezus en zijn afwijzing van Shirk (polytheïsme)
De Qur’an vertelt ons dat Jezus net als alle Profeten en Boodschappers was gezonden door God. Hij bevestigde het geloof in de Eenheid van Allah. God, de Verhevene, zegt:
En toen Isa met de duidelijke bewijzen kwam, zei hij: “Ik heb jullie waarlijk de Wijsheid gebracht, zodat ik jullie een aantal zaken, waarover jullie van mening verschillen, verduidelijk. Vreest daarom Allah en gehoorzaamt mij. (Qur’an 43:63)
De Qur’an maakt duidelijk dat Jezus zijn volk nooit heeft opgeroepen om hem te aanbidden. God, de Verhevene, zegt:
En (gedenk) toen Allah zei: “O Isa, zoon van Maryam, heb jij tegen de mensen gezegd: “Neemt mij en mijn moeder tot twee goden naast Allah?” Hij (Isa) zei: “Heilig bent U! Nooit zou ik kunnen zeggen waarop ik geen recht heb. Indien ik dat gezegd had, zou U dat zeker geweten hebben. U weet wat in mijn ziel is, en ik weet niet wat er in Uw Ziel is. Voorwaar, U bent de Kenner van het verborgene. Ik heb hen niets anders gezegd dan U mij geboden hebt te zeggen: ‘Dient Allah, mijn Heer en jullie Heer.’ En ik was getuige van hen zolang ik onder hen was, en toen U mij opnam was U de Waker over hen en U bent Getuige van alle zaken. Indien U hen straft: voorwaar, zij zijn Uw dienaren. En indien U hen vergeeft: dan voorwaar, U bent de Almachtige, de Alwijze.” (Qur’an 5:116-118)

 
De blijde boodschap van de Profeet Jezus over de komst van de Profeet Mohamed
De Boodschap van elke Profeet was in de kern gelijk. God, de Verhevene, zegt:
En (gedenkt) toen Allah een overeenkomst aanging met de Profeten (en zei): “Wat Ik jullie ook gegeven heb van de Schrift en de Wijsheid; en er komt daarna een Boodschapper tot jullie ter bevestiging van wat er bij jullie is: Jullie zullen zeker in hem geloven en hem zeker helpen.” Hij zei: “Erkennen jullie dit en aanvaarden jullie Mijn verbond?” Zij zeiden: “Wij erkennen het.” Hij (Allah) zei: “Getuigt dan en Ik behoor met jullie tot degenen die getuigen.” En die zich daarna afwenden: dat zijn degenen die zware zonden begaan. (Quran 3:81-82)
De Profeet Jezus vroeg zijn volk om te geloven in de volgende Profeet, Mohamed. God, de Verhevene, zegt:
O Kinderen van Israël! Gedenkt Mijn gunst die Ik jullie geschonken heb en houdt jullie aan het verbond met Mij, dan houd Ik Mij aan het verbond met jullie. En vreest daarom alleen Mij. En gelooft in wat Ik heb neer gezonden (de Qur’an), als bevestiging van wat bij jullie is, en weest niet de eersten die daarin niet geloven. En verruilt Mijn Verzen niet voor een geringe prijs. En vreest daarom alleen Mij. En vermengt de Waarheid niet met de valsheid en verbergt de Waarheid niet terwijl jullie het weten. (Qur’an 2:40-42)
Jezus Christus was een profeet in een lange rij profeten die waren gezonden naar de Kinderen van Israël. Er staat in de bijbel dat hij zei:
Ik ben niet gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israëls. (Mattheus 15:24)
Toen Jezus zijn discipelen uitzond op het pad van God, instrueerde hij hen:
Gij zult niet heengaan op den weg der heidenen, en gij zult niet ingaan in enige stad der Samaritanen. Maar gaat veel meer heen tot de verloren schapen van het huis Israëls. (Mattheus 10:5-6)
Gedurende zijn missie is nooit opgetekend dat Jezus een heiden bekeerde. Er is wel opgetekend dat hij een heiden bestrafte omdat zij een gunst van hem vroeg. Hij vergeleek haar met een hond (zie Mattheus 15:22-28 en Marcus 7:25-30).
Jezus was zelf een Jood, zijn discipelen waren Joden en zowel hij als zij richtten hun missie op de Joden. Je kunt je afvragen wat dit voor ons, nu, betekent, want de meesten die Jezus hebben aangenomen als hun persoonlijke redder, zijn heidenen en behoren niet tot de ‘verloren schapen van het huis van Israël’ naar wie hij was gestuurd!
Uit deze passage leren we ook dat Jezus niet was gestuurd naar de gehele mensheid. God, de Verhevene, zegt:
En (gedenkt) toen Isa, de zoon van Maryam, zei: “O Kinderen van Israël, voorwaar, ik ben voor jullie de Boodschapper van Allah, ter bevestiging van wat er vóór mij is van de Thora en als verkondiger van een verheugende tijding over een Boodschapper die na mij komt, zijn naam is Ahmad.” Toen hij dan met duidelijke bewijzen tot hen kwam, zeiden zij: “Dit is duidelijke toverij.” (Qur’an 61:6)

 
De positie van de Rabbijnen en de Priesters jegens de Profeet Mohamed 
De Priesters en Rabbijnen die over de Boodschap van de Profeet Mohamed  hadden gehoord, wisten dat het de waarheid was. Details uit het leven van de Profeet Mohamed  werden vermeld in de vorige geschriften. God, de Verhevene, zegt:
(Zij zijn) degenen die de Boodschapper volgen, de ongeletterde Profeet, die zij bij hen, in de Thora en het Evangelie, beschreven vinden. Hij beveelt hen het behoorlijke en hij verbiedt hen het verwerpelijke, en hij staat hen de goede dingen toe en hij verbiedt hen de slechte dingen. En hij bevrijdt hen van hun lasten en van de boeien die op hen rustten. Degenen die hem geloven, hem bijstaan en hem helpen en die het Licht (de Qur’an) volgen dat met hem is neer gezonden: zij zijn degenen die welslagen. (Qur’an 7:157)
Safiyah, de dochter van de Joodse nobele Ka’b zei: “Mijn vader en mijn oom, Abu Yasir, gingen op bezoek bij de Boodschapper van Allah en tegen het eind van de dag kwamen ze terug, uitgeput en moe. Ik probeerde hen wat op te vrolijken maar ze keken niet naar mij. Ik hoorde mijn oom aan mijn vader vragen: “Is het hem?” Ik hoorde mijn vader antwoorden: “Bij de Heer van Mozes, hij is het!” Mijn oom vroeg toen: “Wat zullen we doen?” Hij zei: “Ik zal een vijand van hem zijn tot de dood.”
Velen accepteerden de Boodschap van de Islam en onder hen was de koning van Habesha (Ethiopië), an-Najashi. Hij was een christen en zeer goed onderlegd wat betreft de Geschriften. Hij wist dat er een Profeet zou komen na Jezus. Umm Salamah zei: “Toen we aankwamen in het land van Habesha, was an-Najashi zeer vriendelijk tegen ons. Hij gaf ons bescherming en volledige vrijheid om alleen Allah te aanbidden. We werden op geen enkele manier kwaad gedaan.”
De Quraish konden het vooruitzicht van een veilig toevluchtsoord voor de moslims in Abyssinië (Ethiopië) niet tolereren. Daarom zonden ze twee gezanten om om de uitlevering van de moslims te vragen. Dat waren ‘Amr bin Al-‘As en ‘Abdullah bin Abi Rabi‘a (voordat ze moslims werden). Ze hadden waardevolle geschenken meegenomen voor de koning en zijn geestelijken en ze waren erin geslaagd om sommigen van de hovelingen te winnen voor hun zaak. De heidense gezanten vonden dat de moslim vluchtelingen uit Abyssinië moesten worden gezet en aan hen moesten worden overgedragen vanwege het feit dat ze de religie van hun voorouders hadden verlaten en omdat hun leider een andere religie predikte dan hun eigen religie en dat van de koning.
De koning liet de moslims naar het hof roepen en vroeg hen om de leer van hun religie uit te leggen. De moslim emigranten hadden besloten om de volledige waarheid te vertellen, ongeacht de mogelijke consequenties. Ja‘far bin Abi Talib stond op en sprak de volgende woorden tegen de koning: “O koning! We bevonden ons in een diepte van onwetendheid en barbarij; wij adoreerden afgoden, we leefden onkuis, we aten kadavers en we spraken op een grove manier. Wij trokken ons niets aan van banden van wederzijds respect of van de plichten van gastvrijheid en nabuurschap. We kenden geen wet behalve die van de sterkste. Toen verhief Allah uit ons midden een man wiens waarachtigheid, eerlijkheid en puurheid we allemaal kenden. Hij riep ons op tot de Eenheid van Allah en hij leerde ons niets te associëren met Hem. Hij verbood ons de aanbidding van afgoden en hij beval ons om de waarheid te spreken en om trouw te zijn jegens wat er onder onze hoede is geplaatst. Hij beval ons om barmhartig te zijn en het recht van de buren en familie hoog te houden. Hij verbood ons om slecht te spreken over vrouwen of de bezittingen van de wees te stelen. Hij beval ons om weg te blijven van al het slechte. Hij beval ons om te bidden, aalmoezen te schenken aan de armen en de behoeftigen en om te vasten. Wij geloven in hem en we hebben zijn leerstellingen en zijn bevelen om Allah te aanbidden en niets met Hem te associëren, geaccepteerd. We hebben toegestaan wat Hij heeft toegestaan en verboden wat Hij heeft verboden. Om deze reden zijn onze mensen tegen ons opgestaan en hebben ze ons vervolgd. Ze willen dat wij de aanbidding van Allah verzaken en terugkeren naar de aanbidding van afgoden en andere gruwelen. Ze hebben ons gemarteld en ons kwaad gedaan. Daarom kwamen wij naar uw land zodat we veilig zouden zijn.”
De koning was zeer onder de indruk van deze woorden en vroeg de moslims om sommige van Allah’s openbaringen te reciteren. Ja’far reciteerde het begin van Surah Maryam (de 19de surah). In dit hoofdstuk spreekt Allah over de geboorte van de Profeet Jezus . Dit ontroerde de koning en de bisschoppen tot tranen toe. An-Najashi riep uit: “Het lijkt alsof deze woorden en de woorden die werden geopenbaard aan Jezus lichtstralen zijn die afkomstig zijn van dezelfde bron.” Hij wendde zich tot de gezanten van Quraish en zei: “Ik zal hen niet uitleveren. Ze zijn vrij om te leven en te aanbidden in mijn koninkrijk zoals ze wensen.”
De volgende dag gingen de gezanten naar de koning en vertelden hem dat Mohamed  en zijn volgelingen beweerden dat Jezus niet de zoon van God was. Opnieuw moesten de moslims komen en vertellen wat hun geloof omtrent Jezus was. Ja’far stond weer op en antwoordde: “We spreken over Jezus zoals we geleerd hebben van onze Profeet . Hij is de dienaar van Allah, zijn Boodschapper en hij is geschapen op het bevel van God.” De koning zei onmiddellijk: “Wij geloven hetzelfde! Gezegend bent u en gezegend is uw meester.” Sommige ministers werden boos maar hij zei tegen hen: “Je mag boos zijn zoveel als je wilt, maar Jezus is niet meer dan wat Ja’far net heeft gezegd over hem.” Toen verzekerde hij de moslims van zijn volledige bescherming. Hij stuurde de geschenken die hij van de Quraish had gekregen, terug. De moslims woonden in Abyssinië gedurende een aantal jaren tot ze terugkeerden naar Medina.
Een ander inspirerend verhaal is het verhaal dat plaatsvond tussen een aantal Quraish handelaren en koning Heraclius van Rome.
Abd Allah bin Abbas, de neef van de Profeet, vertelde dat de Boodschapper van God  naar Heraclius schreef om hem uit te nodigen tot de Islam. Hij stuurde de brief met een van zijn metgezellen, Dihya al-Kalbi. Dihya gaf de brief aan de regent van Busra, die hem doorstuurde naar Heraclius.
Uit dankbaarheid voor zijn overwinning op de Perzische strijdkrachten had Heraclius van Hims naar Ilya (Jerusalem) gelopen. Toen de brief van de Boodschapper van God Heraclius bereikte en hij hem gelezen had, zei hij: “Zoek voor mij iemand van deze mensen, (Arabieren van de Quraish stam) als ze hier zijn, zodat ik ze kan bevragen over de Boodschapper van God!” In die tijd was Abu Sufyan bin Harb in Shaam (groter Syrië)  met een aantal mannen van de Quraish die waren gekomen als handelaren tijdens het bestand dat was gesloten tussen de Boodschapper van God en de heidenen van de Quraish. Abu Sufyan zei: “De boodschapper van Heraclius vond ons ergens in Groter Syrië dus hij nam ons mee naar Ilya en we werden toegelaten bij Heraclius. We vonden hem zittend in zijn koninklijk paleis, met een kroon op zijn hoofd en omringd door vooraanstaande Byzantijnse hoogwaardigheidsbekleders. Hij zei tegen zijn tolk: ‘Vraag hen wie van hen de nauwste banden heeft met de man die beweert een profeet te zijn.’”
Abu Sufyan voegde eraan toe: “Ik antwoordde: ‘Ik ben zijn naaste verwant.’ Hij vroeg: ‘Naar welke graad ben je aan hem verwant?’ Ik antwoordde: ‘Hij is mijn neef,’ en er was niemand van de Abd Manaf stam in de karavaan behalve ikzelf. Heraclius zei: ‘Laat hem dichterbij komen.’ Toen gaf hij het bevel dat mijn metgezellen vlak achter mij moesten gaan staan bij mijn schouder. Hij zei tegen zijn tolk: ‘Vertel zijn metgezellen dat ik deze man ga bevragen over iemand die beweert een profeet te zijn. Als hij een leugen vertelt, moeten ze hem meteen tegenspreken.’”
Abu Sufyan ging verder: “Bij Allah! Als het niet was uit schaamte dat mijn metgezellen mij en leugenaar zouden noemen, dan zou ik de waarheid niet verteld hebben als hij me iets had gevraagd. Maar ik vond het schaamtevol om een leugenaar te worden genoemd, dus ik vertelde de waarheid.
Toen zei hij tegen zijn tolk: ‘Vraag hem bij wat voor soort familie hij hoort.’ Ik antwoordde: ‘Hij behoort tot een edele familie onder ons.’ Hij vroeg: ‘Heeft iemand anders onder jullie ooit hetzelfde beweerd?’ Ik antwoordde: ‘Nee.’ Hij vroeg: ‘Heb je hem ooit beschuldigd van het vertellen van leugens voordat hij beweerde wat hij beweerde?’ Ik antwoordde: ‘Nee.’ Hij vroeg: ‘Was iemand onder zijn voorvaderen een koning?’ Ik antwoordde: ‘Nee.’ Hij vroeg: ‘Volgen de Nobelen hem of de armen?’ Ik antwoordde: ‘Het zijn de armen die hem volgen.’ Hij vroeg: ‘Nemen hun aantallen (dagelijks) af of toe?’ Ik antwoordde: ‘Hun aantallen nemen toe.’ Hij vroeg: ‘Zijn er mensen die zijn religie omarmen en dan ontevreden worden en de religie weer verlaten?’ Ik antwoordde: ‘Nee.’ Hij vroeg: ‘Breekt hij beloftes?’ Ik antwoordde: ‘Nee, maar we hebben nu een verbond gesloten en we zijn bang dat hij ons zou kunnen verraden.’”
Abu Sufyan vervolgde: “Anders dan de laatste zin kon ik niets in zijn nadeel zeggen.
Toen vroeg Heraclius: ‘Hebben jullie ooit oorlog tegen hem gehad?’ Ik antwoordde: ‘Ja.’ Hij vroeg: ‘Wat was de uitkomst van jullie strijd tegen hem?’ Ik antwoordde: ‘Soms won hij en soms wonnen wij.’ Hij vroeg: ‘Wat beveelt hij jullie te doen?’ Ik zei: ‘Hij vertelt ons om alleen God te dienen en geen anderen naast Hem te dienen en om alles dat onze voorvaderen vroeger dienden, te verlaten. Hij beveelt ons te bidden, aalmoezen te schenken, kuis te zijn, beloftes te houden en om terug te geven wat aan ons is toevertrouwd.’
Toen ik dat had gezegd, zei Heraclius tegen zijn tolk: ‘Zeg tegen hem: Ik vroeg je naar zijn afkomst en je antwoord was dat hij tot een edele familie behoorde. In feite waren alle Boodschappers van de edelste afkomst in hun landen. Toen vroeg ik je of iemand anders van onder jullie iets dergelijks had geclaimd en jij antwoordde van niet. Als je had gezegd van wel, dan zou ik hebben gedacht dat deze man een claim had gelegd op iets dat was gezegd voor hem. Toen ik je vroeg of hij ooit was beschuldigd van het vertellen van leugens, antwoordde je van niet dus ik ging ervan uit dat iemand die geen leugens had verteld aan de mensen, nooit een leugen kon vertellen over God. Toen vroeg ik je of iemand van zijn voorvaderen een koning was. Jij antwoordde van niet en als je had geantwoord dat het wel zo was, dan zou ik hebben gedacht dat deze man het koninkrijk van zijn voorvaderen wilde terug hebben. Toen ik je vroeg of rijken of armen hem volgden, antwoordde jij dat het de armen waren die hem volgden. Het is een feit dat dit de volgers zijn van de Boodschappers. Toen vroeg ik je of hun aantallen toenamen of afnamen. Jij antwoordde dat hun aantallen toenamen. Dit is een teken van een waar geloof totdat het compleet is [in alle aspecten]. Ik vroeg je of er iemand was die ontevreden was geworden nadat hij zijn religie had omarmd en de religie weer had verlaten. Jij antwoordde van niet. Dit is een teken van een waar geloof want als het genot komt en zich compleet vermengt in de harten, dan zal niemand er ontevreden mee zijn. Ik vroeg je of hij ooit een belofte had gebroken. Jij antwoordde van niet. En zo zijn de Boodschappers. Ze breken nooit hun beloftes. Toen ik je vroeg of je ooit oorlog tegen hem gevoerd had, antwoordde je van wel en dat soms hij overwon en soms jullie. Inderdaad, zo zijn de Boodschappers. Ze worden beproefd en de uiteindelijke overwinning is altijd voor hen. Toen vroeg ik je wat hij jullie had bevolen. Jij antwoordde dat hij je had bevolen om God alleen te dienen en geen anderen naast Hem te dienen en te verlaten wat je voorvaders hadden gediend. Verder dat je moest bidden, de waarheid spreken, je kuisheid te bewaren, beloftes te houden en om terug te geven wat aan je is toevertrouwd. Dit zijn werkelijk de kwaliteiten van een profeet die, zoals ik weet (van de vorige Geschriften), zou verschijnen. Maar ik wist niet dat hij zou verschijnen van onder jullie. Als datgene wat je zegt, waar is, dan zal hij snel de aarde onder mijn voeten innemen. En als ik wist dat ik hem zou bereiken, dan zou ik meteen naar hem toegaan om hem te ontmoeten. En als ik bij hem zou zijn, dan zou ik zeker zijn voeten wassen.’”
Abu Sufyan vervolgde: “Heraclius vroeg toen om de brief van de Boodschapper van God en hij werd gelezen. De inhoud was als volgt:
Ik begin met de naam van Allah, de meest Weldadige, de meest Barmhartige. [Deze brief is] van Mohamed, de dienaar van God, en zijn Boodschapper, aan Heraclius, de Heerser van Byzantië. Vrede zij met de volgers van leiding. Ik nodig u uit tot de Islam [overgave aan God]. Accepteer de Islam en u zult veilig zijn; accepteer de Islam en God zal u een dubbele beloning schenken. Maar als u de uitnodiging weigert, dan zult u verantwoordelijk zijn voor de misleiding van de boeren [uw land].
Zeg: “O Lieden van de Schrift, komt tot een gelijkluidend woord tussen ons en jullie: dat wij niemand dan Allah aanbidden en dat wij niets naast Hem tot deelgenoot maken en dat wij elkaar niet als heren naast Allah plaatsen.” Als zij zich dan afwenden, zegt dan: “Getuigt dat wij ons (aan Allah) overgegeven hebben.””(Qur’an 3:64)
Abu Sufyan vervolgde, “Toen Heraclius zijn toespraak had beëindigd, was er een groot tumult dat werd veroorzaakt door de Byzantijnse hoogwaardigheidsbekleders om hem heen. Er was zoveel lawaai dat ik niet begreep wat ze zeiden en we werden verwijderd uit het hof.
Toen ik weer buiten was met mijn metgezellen en wij alleen waren, zei ik tegen hen: ‘Waarlijk, de zaak van Ibn Abi Kabsha (de Profeet) heeft aan kracht gewonnen. Dit is de koning van de Romeinen die hem vreest.’”
Abu Sufyan ging verder: “Bij God, ik werd zekerder en zekerder dat zijn religie zou overwinnen totdat ik uiteindelijk de Islam accepteerde.” (Bukhari #2782)
De Profeet Mohamed  nodigde de christenen van Najran uit om de Islam te accepteren. De christenen overlegden onderling en besloten om een groep van hun geleerden te sturen om de Profeet te ontmoeten. Dit waren Abdul Maseeh Aaquib, Saiyed en Abdul Haris. Toen zij Medina bereikten, verwisselden ze de kleren die ze tijdens de reis hadden gedragen en trokken zijden gewaden aan, deden gouden ringen om hun vingers en zo gingen ze de Profeet  begroeten. Allen begroetten de Profeet op de traditionele manier, maar de Profeet van Allah  reageerde niet en draaide zijn gezicht weg van hen. Ze verlieten de Moskee en benaderden de Metgezel Uthman en Abdurrahman bin Auf. Ze klaagden: “Jullie Boodschapper schreef naar ons en nodigde ons uit maar toen we naar hem toe kwamen, beantwoordde hij ons niet! Wat raden jullie ons aan om te doen? Moeten we terug gaan of wachten op een andere kans?” Uthman en Abdurrahman konden de situatie niet begrijpen. Uiteindelijk legden ze het probleem voor aan Ali. Hij adviseerde hen om de zijden kleren die ze droegen, uit te doen en hun priestergewaden aan te trekken. De Profeet  zou hen dan vast willen zien. Daarop trokken de christelijke gezanten bescheiden kleding aan en dienden zichzelf aan bij de Profeet die hun begroeting beantwoordde en zei: “Bij Allah, toen ze eerst naar mij toekwamen, werden ze vergezeld door de Satan.”
Daarna predikte de Profeet  tegen hen en vroeg hen om de Islam te accepteren. Ze vroegen: “Wat is jouw mening over Jezus Christus?” De Profeet  zei: “Neem vandaag rust en je zult de antwoorden morgen krijgen.” De Profeet  wachtte op een openbaring over deze zaken en de volgende dag werden de verzen 59-60 van het derde hoofdstuk aan hem geopenbaard.
Voorwaar, de gelijkenis (van de schepping) van Isa is bij Allah als de gelijkenis (van de schepping) van Adam. Hij schiep hem uit aarde en zei vervolgens tot hem: ‘Wees’, en hij was. De Waarheid komt van jouw Heer en behoor dus niet tot de twijfelaars. (Qur’an 3:59-60)
De volgende dag, toen de christenen voor de Profeet  verschenen, reciteerde hij voor hen de verzen die aan hem waren geopenbaard. Ondanks wat zij hoorden, weigerden ze de waarheid te accepteren. Toen werd vers 61 van hetzelfde hoofdstuk geopenbaard.
Wie dan met jou (O Mohamed) over hem (Isa) redetwist, nadat de kennis tot jou is gekomen, zeg dan: “Laten wij onze zonen en jullie zonen en onze vrouwen en jullie vrouwen en onszelf en jullie zelf bij elkaar roepen en dan gezamenlijk (Allah’s vloek) afroepen en dan Allah’s vloek toewensen aan de leugenaars. (Quran 3:61)
Hiermee daagde de Profeet  hen uit tot ‘Mubahala’, wat wil zeggen een vloek afroepen over de liegende partij. De christelijke partij overlegde samen en uiteindelijk accepteerden ze de uitdaging. De volgende ochtend vroeg stuurde de Profeet  Salman al Farsi  naar een open plek buiten de stad voor de historische gebeurtenis. Toen de christenen uit Najran de Profeet  zagen, waren ze vol ontzag en gefascineerd. Abdul Haris, de grootste geleerde onder hen, richtte zich tot zijn mensen en zei:
“Waarlijk, ik zie een goddelijk licht op de gezichten van onze tegenstanders. Als ze God zouden smeken om de bergen van hun plaats te bewegen, dan zou het gebeuren. Pas op! Ga niet verder met deze vloek want anders zal je vernietigd worden en de gehele natie van de christenen zal ten onder gaan!”
Daarop zei de Profeet : “Bij Allah! Als de christenen uit Najran hadden doorgezet met de Mubahala, dan zouden ze zijn vernietigd!”

De eigenschappen van de volgers van Jezus
Allah beschrijft de volgelingen van Jezus in de Qur’an en zegt:
Vervolgens deden Wij Onze Boodschappers elkaar in hun sporen opvolgen. En Wij deden Isa, de zoon van Maryam, volgen en Wij gaven hem het Evangelie. En Wij plaatsten in de harten van degenen die hem volgden mededogen en barmhartigheid. En het monnikwezen (celibaat), dat hebben zij (zelf) toegevoegd; Wij hebben het hen niet voorgeschreven. (Zij deden het) slechts om het welbehagen van Allah te zoeken. Daarna onderhielden zij het niet naar behoren en Wij gaven degenen die geloven onder hen hun beloning, maar velen onder hen waren zwaar zondigen. (Qur’an 57:27)
Allah beschrijft de echte volgelingen van Jezus als mensen die zich haasten om de waarheid te accepteren en die met hun hele hart te volgen. Zij werken om de ware boodschap van Jezus te verspreiden. Allah heeft de moslims bevolen om dit te volgen en te zijn zoals de volgelingen van Jezus. Hij zegt:
O jullie die geloven, weest helpers van (de godsdienst van) Allah, zoals Isa, de zoon van Maryam, tot de metgezellen zei: “Wie zijn mijn helpers voor (de oproep) tot Allah?” De metgezellen zeiden: “Wij zijn de helpers van Allah.” Waarop een deel van de Kinderen van Israël geloofde en een ander deel niet geloofde. Vervolgens versterkten Wij degenen die geloofden tegen hun vijanden zodat zij zegevierders werden. (Qur’an 61:14)
Allah beschrijft hen ook als de meest naaste tot de moslims. Hij zegt:
…en jij zult zeker vinden dat zij die het dichtst bij in liefde voor de gelovigen zijn, degenen zijn, die zeggen: “Voorwaar, wij zijn christenen.” Dat is omdat er onder hen priesters en monniken zijn en omdat zij niet hoogmoedig zijn. En wanneer zij horen wat aan de Boodschapper geopenbaard is, zie jij hun ogen van tranen overvloeien, omdat zij de Waarheid herkennen. Zij zeggen: “Onze Heer, wij geloven, schrijf ons dus op bij de getuigen. (Qur’an 5:82-83)

 
De opstijging van de Profeet Jezus naar de Hemelen
Het geloof van de moslim betreffende de Profeet Jezus is dat hij niet werd gedood of gekruisigd. Hij werd opgeheven naar de Hemelen door de wil van God. Allah, de Verhevene, zegt:
En voorzeker, Wij hebben Mozes het boek gegeven en Wij deden na hem de Boodschappers volgen. En Wij gaven Isa, de zoon van Maryam, de duidelijke bewijzen. En Wij versterkten hem met de Heilige Geest (Jibril). Is het dan zo dat telkens als er een Boodschapper tot jullie kwam met wat niet in overeenstemming was met jullie begeerten, jullie hooghartig werden en jullie een aantal van hen loochenden en een aantal doodden? (Qur’an 2:87)
God, de Verhevene, zegt ook:
En (Wij vervloekten hen) wegens hun verbreken van het verbond en hun niet geloven in de Tekenen van Allah, en hun zonder recht doden van de Profeten. En (wegens) hun uitspraak “Onze harten worden bedekt,” heeft Allah zelfs hun (harten) vergrendeld vanwege hun ongeloof. En zij geloven niet behalve slechts weinigen. En (wegens) hun ongeloof en hun uitspraken over Maryam, als geweldige verzinsels! En (wegens) hun uitspraak “Wij hebben de Messias Isa, zoon van Maryam, Boodschapper van Allah, gedood.” Maar zij doodden hem niet en zij kruisigden hem niet, maar iemand die voor hen op hem leek. En voorwaar, degenen die daar van mening over verschillen, twijfelen daar onderling over. Zij hebben daar geen kennis over, zij volgen slechts vermoedens, en zij zijn er niet van overtuigd dat zij hem gedood hebben. Maar Allah heeft hem juist tot Zich opgeheven. En Allah is Almachtig, Alwijs. En er is niemand van de Lieden van de Schrift of hij moet voor zijn dood in hem (de Profeet Isa) geloven en op de Dag der Opstanding zal hij een getuige over hen zijn. (Qur’an 4:155-159)
Ibn Abbas zei: “Toen Allah had verordend dat Jezus zou worden opgeheven naar de hemelen, kwamen de discipelen die twaalf in getal waren, naar zijn huis en zij zagen dat zijn hoofd droop van het water. Jezus vroeg hen: “Wie van jullie wil worden getransformeerd door God zodat hij op mij lijkt en in mijn plaats zal worden gedood en de beloning van een verblijf in de Hemel zal verdienen?” De jongste van de groep meldde zich vrijwillig aan maar Jezus  vertelde hem om te gaan zitten. Maar toen meldde hij zich opnieuw aan en Jezus koos hem. Hij werd veranderd zodat hij op Jezus leek en Jezus steeg zelf op naar de hemelen. De mensen kwamen en namen degene die op Jezus leek gevangen en zij doodden hem door hem te kruisigen. God, de Verhevene, zegt:
En zij (de ongelovigen) beraamden listen en Allah maakte plannen en Allah is de beste van hen die plannen maken. En toen Allah zei: “O Isa, voorwaar, Ik zal jou tot Mij nemen en Ik zal jou tot Mij opheffen en jou reinigen van degenen die ongelovig zijn en Ik zal degenen die jou volgen boven degenen die ongelovig zijn stellen, tot de Dag der Opstanding. Daarna zal jullie terugkeer tot Mij zijn en daarna zal Ik onder jullie rechtspreken over dat waarover jullie plachten van mening te verschillen. En wat degenen die ongelovig zijn betreft: hen zal Ik op de wereld en (in) het Hiernamaals met een strenge bestraffing straffen en er zullen voor hen geen helpers zijn. En wat degenen die gelovig zijn en goede daden verrichten betreft; Allah zal hen hun (volledige) beloning schenken, en Allah houdt niet van de onrechtvaardigen. (Qur’an 3:54-57)
De christenen beweerden later dan Jezus was gedood om te boeten voor de zonden van de mensheid. Als moslims geloven wij dat een ieder voor God zal staan om te worden beoordeeld op wat hij heeft gedaan. Niemand draagt de zonden van een ander.

De terugkeer van de Profeet Jezus
Moslims geloven dat de Profeet Jezus zal terugkeren naar de aarde tegen het einde der tijden. Hij zal terugkeren in een periode waarin onwetendheid wijdverspreid zal zijn en de mensen ver zijn afgedwaald van hun geloof. De Profeet Jezus zal een rechtvaardige heerser zijn die zal heersen met de wetten van de Islam.
 
Conclusie
Er is een heleboel onenigheid geweest over de Profeet Jezus. Sommigen verachtten hem en zeiden de vreselijkste dingen over hem. Er waren anderen die hem juist ophemelden en aanbaden. God leidde de moslims naar een gematigd pad. Wij houden van hem, respecteren hem en eren hem, maar we aanbidden hem niet. Hij is inderdaad een grote Boodschapper van God maar hij is ook slechts een dienaar van God die geen claim heeft op goddelijkheid. Dit is wat wij bevestigd zien in de Qur’an en de Profetische Tradities. Jezus is niet zoals de christenen beweren een Zoon van God of deel van een Drie-eenheid. Hij is slechts een Boodschapper van God die naar zijn volk is gezonden om het geloof in de Eenheid van God over te brengen.
God heeft ons gezegend met de gave van redenatie en intellect. Wij moeten dit gebruiken om te onderscheiden wie aanbidding verdient en wie niet.
Tenslotte, reiken wij onze handen uit naar de Mensen van het Boek en wij vragen hen om hun eigen boeken op een intellectuele manier te lezen en om vragen te stellen en om kennis en de waarheid te zoeken. God, de Verhevene, zegt:
Velen onder de Lieden van de Schrift wensen dat zij jullie, nadat jullie tot geloof zijn gekomen, weer tot ongelovigen zouden kunnen maken, uit afgunst die onder hen leeft, nadat voor hen de Waarheid duidelijk was geworden. Maar vergeeft hen en laat hen maar begaan, totdat Allah komt met Zijn bevel. Voorwaar, Allah is machtig over alle zaken. (Qur’an 2:109)

Joden en christenen hebben de blijde boodschap over een komende Profeet ontvangen. Zij dachten dat hij zou komen van de Kinderen van Israël maar toen hij kwam vanuit anderen dan hen, geloofden ze niet in hem. God zegt:
En wanneer er een Boek tot hen komt van Allah, bevestigend wat zich bij hen bevindt, terwijl zij daarvoor om hulp hadden gevraagd tegen degenen die niet geloven: toen dan tot hen kwam wat zij al wisten, geloofden zij er niet in. De vloek van Allah rust daarom op de ongelovigen. (Qur’an 2:89)
Ik hoop dat dit boek je de ogen zal openen en het begin zal zijn van je reis op zoek naar de waarheid. De schoonheid van de waarheid is dat als je het eenmaal hebt gevonden, en je eraan vasthoudt, je vrede en rust zult vinden. God, de Verhevene, zegt:
(Zij zijn) degenen die gelovigen zijn en wiens harten tot rust komen door het gedenken van Allah. Weet: door het gedenken van Allah komen de harten tot rust. (Qur’an 13:28)


www.islamland.com